ECLI:NL:RBDHA:2023:3635

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met beroep op discretionaire bevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit houder, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 17 februari 2023, weigerde de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris het besluit correct had gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland had op 30 november 2022 een verzoek om terugname bij Duitsland ingediend, dat door Duitsland was aanvaard.

De eiser voerde aan dat er praktische redenen waren om zijn aanvraag in Nederland te laten behandelen, zoals het feit dat zijn vrienden in Nederland verblijven en hij werk had gevonden in de horeca. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overdracht aan Duitsland als onevenredig hard zouden kwalificeren. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk ongegrond en wees de verzoeken van de eiser af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5120

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.5121. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 30 november 2022 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 30 november 2022 aanvaard.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Eiser is van mening dat verweerder de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich dient te trekken. Tijdens zijn gehoor heeft eiser verklaard dat er praktische redenen zijn om zijn aanvraag in Nederland te laten behandelen. Zo verblijven eisers vrienden in Nederland. Dit zal hem helpen bij het inburgeren na statushouderschap, aldus eiser. Verder stelt eiser dat hij zelf zijn geld wenst te verdienen en wel in de horeca, waar eiser werk heeft gevonden.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser doet een beroep op de discretionaire bevoegdheid van verweerder als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. Er zijn geen bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. De door eiser genoemde ‘praktische redenen’ om in Nederland te verblijven en eisers niet nader onderbouwde baan in de horeca maken dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.