ECLI:NL:RBDHA:2023:366
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen terugkeerbesluit en ongegrondheid beroep tegen inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 10 mei 2022 door de staatssecretaris was opgelegd. Eiser was van mening dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en dat hij niet aan het toezicht had onttrokken. Hij betoogde dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte en dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormde. Tijdens de zitting op 8 december 2022 was eiser echter niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen.
De rechtbank overwoog dat eiser op 4 augustus 2022 vrijwillig naar zijn land van herkomst, Brazilië, was teruggekeerd met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie. Hierdoor had eiser geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroepsgronden tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser over zijn gezinsleven in Nederland niet voldoende was onderbouwd om af te zien van het inreisverbod. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.