ECLI:NL:RBDHA:2023:366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
NL22.9999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen terugkeerbesluit en ongegrondheid beroep tegen inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 10 mei 2022 door de staatssecretaris was opgelegd. Eiser was van mening dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en dat hij niet aan het toezicht had onttrokken. Hij betoogde dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte en dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormde. Tijdens de zitting op 8 december 2022 was eiser echter niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen.

De rechtbank overwoog dat eiser op 4 augustus 2022 vrijwillig naar zijn land van herkomst, Brazilië, was teruggekeerd met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie. Hierdoor had eiser geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroepsgronden tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser over zijn gezinsleven in Nederland niet voldoende was onderbouwd om af te zien van het inreisverbod. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9999

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor een duur van 2 jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit aan eiser opgelegd, omdat is gebleken dat eiser niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Eiser heeft zich enige tijd aan het toezicht onttrokken. Ook heeft hij zijn onrechtmatig verblijf niet gemeld bij de Nederlandse autoriteiten en beschikt hij niet over voldoende middelen van bestaan. Verder levert hij gevaar op voor de openbare orde, omdat hij verdacht wordt van een misdrijf. Volgens verweerder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan hij zou moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Verweerder heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij betoogt dat hij zich niet aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken, nu hij op alle afspraken om zich te melden bij de vreemdelingenpolitie is verschenen. Verder betoogt hij dat hij wel een vaste woon/verblijfplaats heeft. Voorts geeft eiser aan dat hij in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Eiser betwist daarnaast dat hij een gevaar voor de openbare orde vormt aangezien hij niet is veroordeeld voor een misdrijf. Tot slot is eiser het niet eens met het opgelegde inreisverbod, omdat er sprake is van een gezinsleven in Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Terugkeerbesluit
4. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eiser op 4 augustus 2022 met de hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) vanuit Nederland is vertrokken naar zijn land van herkomst, Brazilië. Nu eiser al vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, heeft eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden die hij heeft gericht tegen het terugkeerbesluit.
Inreisverbod
5. Ten aanzien van de beroepsgrond dat een inreisverbod niet had mogen worden opgelegd, omdat eiser een familieleven heeft met zijn zus, neef en andere familieleden met wie hij intensief en regelmatig contact heeft, overweegt de rechtbank dat deze stelling niet is onderbouwd. Hierin is daarom geen grond gelegen voor verweerder om af te zien van het opleggen van een inreisverbod.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep, voor zover dat betrekking heeft op het terugkeerbesluit, wordt niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep, voor zover dat betrekking heeft op het inreisverbod, wordt ongegrond verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep:
- voor zover het gericht is tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en
- voor zover het gericht is tegen het inreisverbod ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.