ECLI:NL:RBDHA:2023:3672
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van Chavez-Vilchez in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen een Kazachse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn minderjarige zoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat de eiser geen voldoende bewijsstukken had overgelegd die zijn identiteit en nationaliteit konden aantonen. Na bezwaar en een hoorzitting, bleef de staatssecretaris bij zijn standpunt dat de aanvraag ongegrond was, met name omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk zorg- en opvoedingstaken voor zijn zoon verrichtte.
De rechtbank overwoog dat het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie relevant was voor de beoordeling van de zaak. Dit arrest stelt dat EU-burgers het recht niet mag worden ontzegd om te verblijven in een lidstaat waar hun minderjarige kinderen verblijven. De rechtbank concludeerde echter dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat er een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn zoon bestond dat het kind gedwongen zou worden de EU te verlaten als aan de eiser het verblijfsrecht werd geweigerd.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd dat de door de eiser verstrekte gegevens niet voldoende waren om aan te tonen dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verrichtte. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 maart 2023.