ECLI:NL:RBDHA:2023:3675
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor uitstel van vertrek op medische gronden in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser van Marokkaanse nationaliteit tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij lijdt aan ernstige medische aandoeningen, waaronder suikerziekte en nierinsufficiëntie. Het primaire besluit van de staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen, was gebaseerd op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat stelde dat de eiser in staat was om te reizen onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het besluit onvoldoende zorgvuldig had voorbereid en dat het BMA-advies niet correct was toegepast. De rechtbank verwees naar rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die stelt dat medische omstandigheden ook buiten levensbedreigende situaties moeten worden meegewogen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de medische behandeling in Marokko adequaat zou zijn en dat er een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestond. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd en werd de staatssecretaris opgedragen om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-.