ECLI:NL:RBDHA:2023:3695
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige wegens onvoldoende ondernemersrisico en middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Egyptische nationaliteit heeft en in Italië de status van langdurig ingezetene bezit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', welke door de staatssecretaris op 17 juni 2021 werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning voldeed, met name dat hij niet beschikte over duurzame en voldoende middelen van bestaan en dat hij geen zelfstandig ondernemersrisico liep.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overwoog dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat hij als zelfstandige werkte en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor de verblijfsvergunning. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten dat eiser niet aan de voorwaarden voldeed, omdat hij niet had aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte en geen ondernemersrisico liep.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep.