In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, aangezien eiser dit voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft daarnaast beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn van 90 dagen was overschreden. Eiser heeft de staatssecretaris op 15 juli 2022 in gebreke gesteld, waarna het beroep is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op €418,50, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, gezien de aard van het beroep.
De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.