ECLI:NL:RBDHA:2023:370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
NL22.19769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vrijstelling griffierecht en dwangsommen in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, aangezien eiser dit voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft daarnaast beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn van 90 dagen was overschreden. Eiser heeft de staatssecretaris op 15 juli 2022 in gebreke gesteld, waarna het beroep is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op €418,50, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, gezien de aard van het beroep.

De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19769

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 3 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de door ten behoeve van zijn vader ingediende aanvraag van 21 oktober 2021 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij eiser.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1. Eiser heeft verzocht om hem vrij te stellen van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eiser heeft dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft op 21 oktober 2021 ten behoeve van zijn vader een aanvraag ingediend om een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij eiser. De staatssecretaris heeft op 2 november 2021 een bevestiging van ontvangst gestuurd. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 15 juli 2022, dus na het verstrijken van deze termijn, in gebreke gesteld. Deze is door verweerder op 20 juli 2022 ontvangen. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eiser beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te
nemen binnen twee weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb legt de bestuursrechter een termijn op van twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. Eiser heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. De staatssecretaris is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag van eiser;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van €100,- (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.