ECLI:NL:RBDHA:2023:3710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22683
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 18 maart 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 1 februari 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 7 februari 2023 verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken. Eiser heeft aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, nu de staatssecretaris inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag, het beroep wegens het ontbreken van procesbelang kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat eiser door het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag de mogelijkheid heeft gehad om beroep in te stellen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22683

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 18 maart 2022.
Bij besluit van 1 februari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 7 februari 2023 verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Uit de reactie van eiser leidt de rechtbank af dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee geheel tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het beroep wegens het ontbreken van procesbelang kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Door het nemen van het besluit van 1 februari 2023 is verweerder aan eiser tegemoet gekomen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3. Eiser heeft vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.