ECLI:NL:RBDHA:2023:3717
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Congolese verzoekster. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen deze afwijzing, heeft de verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat de zitting plaatsvond, heeft de Staatssecretaris het bezwaar van de verzoekster ongegrond verklaard. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd behandeld in het kader van het lopende beroep. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 is de verzoekster, samen met haar gemachtigde, niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de aanhangige beroepszaak (zaaknummer NL22.26024), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.