ECLI:NL:RBDHA:2023:3751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig relaas en tegenstrijdigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft op 5 mei 2022 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij zich had onttrokken aan de dienstplicht in Egypte en bedreigd werd door de familie van een meisje dat hij zwanger had gemaakt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser als tegenstrijdig en ongeloofwaardig heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en de dienstplicht van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de bedreigingen door de familie van het meisje niet zijn onderbouwd. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat de afwijzing onterecht was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had dat er geen reëel risico was op vervolging of bestraffing in Egypte. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26341
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Egyptische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 5 mei 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is dienstplichtig in Egypte, maar hij wil niet in het leger dienen. Eiser heeft zich onttrokken aan de dienstplicht door Egypte op illegale wijze te verlaten. Daarnaast heeft eiser in 2014 een meisje genaamd [naam 2] zwanger gemaakt. Haar familie is uit op eerwraak en heeft eiser meerdere malen bedreigd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser vooralsnog geloofwaardig geacht. Verweerder heeft ook geloofwaardig geacht dat eiser dienstplichtig is in Egypte. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eiser is bedreigd door de familie van [naam 2] vanwege haar ontmaagding en zwangerschap. De geloofwaardig geachte dienstplicht leidt er volgens verweerder niet toe dat eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, omdat geen sprake is van een
onevenredige of discriminatoire bestraffing in Egypte vanwege dienstweigering of desertie. Omdat eiser onjuiste informatie aan verweerder heeft verstrekt over zijn identiteit, zijn gestelde deelname aan militaire training en bedreigingen door de familie van [naam 2], heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vw.1
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, nu zijn identiteit en de dienstplicht geloofwaardig zijn bevonden. Daarnaast voert eiser aan dat hij in Egypte wel degelijk te maken zal krijgen met een discriminatoire bestraffing vanwege onttrekking aan de dienstplicht, te meer nu hij het land op illegale wijze heeft verlaten. Verder voert eiser aan dat sprake is van een
zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in het bestreden besluit nu verweerder ten aanzien van de vrees voor [naam 2] familie slechts heeft verwezen naar het voornemen en niet heeft gereageerd op wat eiser daarover in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Verweerder neemt volgens eiser aan dat eiser een relatie had met [naam 2] en dat [naam 2] is vermoord, maar heeft ten onrechte niet ook aangenomen dat [naam 2] vanwege haar buitenechtelijke zwangerschap is vermoord door haar familie. Eiser wijst in dit kader op informatie over bloed- en eerwraak in het algemeen ambtsbericht over Egypte van 2021. Tot slot stelt eiser dat verweerder hem het voordeel van de twijfel had moeten geven. 2
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met de familie van [naam 2]
5. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser is bedreigd door de familie van [naam 2] en om die reden voor eerwraak moet vrezen. Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd, waarbij ook voldoende is ingegaan op wat eiser heeft aangevoerd in zijn zienswijze. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal keer dat hij is bedreigd, de wijze waarop hij is bedreigd, welke familieleden van [naam 2] bij zijn ouders aan de deur kwamen en hoe vaak dit is gebeurd. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser inconsistent heeft verklaard over de momenten waarop hij is bedreigd. Zo heeft eiser verklaard dat tussen de eerste en tweede bedreiging vijf maanden zaten, maar ook dat de eerste bedreiging begin 2015 heeft plaatsgevonden en de tweede bedreiging in 2016. De rechtbank merkt in dit kader bovendien op dat de verklaring die eiser in de zienswijze heeft gegeven over het moment van de eerste bedreiging (eind 2014) niet overeenstemt met zijn verklaring hierover tijdens het nader gehoor (begin 2015). De foto die eiser heeft overgelegd waarop hij, naar hij stelt, samen met [naam 2] is afgebeeld, onderbouwt niet eisers stelling dat hij wordt bedreigd. Hieraan komt dan ook geen betekenis toe.
6. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder in het bestreden besluit niet geloofwaardig geacht dat [naam 2] is vermoord. Verweerder heeft erop gewezen dat eiser heeft verklaard niet te weten wat er met [naam 2] is gebeurd. Voor zover eiser thans stelt dat [naam 2] mogelijk is vermoord, heeft verweerder hierover niet ten onrechte overwogen dat sprake is van een vermoeden, dat eiser dit vermoeden onvoldoende heeft onderbouwd en dat het ontbreken van informatie over [naam 2] niet zonder meer betekent dat zij wegens eergerelateerde motieven
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw.
is vermoord. De informatie uit het algemeen ambtsbericht waar eiser naar heeft verwezen, maakt dit niet anders.
Onttrekking aan de dienstplicht
7. Uit paragraaf C2/3.2 van de Vc3 volgt dat verweerder een vreemdeling een verblijfsvergunning asiel verleent wanneer de vreemdeling militaire dienst weigert en de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij: (a) te vrezen heeft voor vervolging of bestraffing vanwege dienstweigering tijdens een gewapend conflict waarbij oorlogsmisdaden worden begaan; (b) gegronde vrees heeft voor onevenredige of discriminatoire bestraffing bij dienstweigering; of (c) ernstige en onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft vanwege zijn godsdienst of een andere diepgewortelde overtuiging, terwijl er geen mogelijkheid bestond om een vervangende dienstplicht te vervullen, en er een reële kans is dat weigering tot oplegging van een onevenredig zware bestraffing leidt.
8. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat eiser het risico loopt op een onevenredige zware bestraffing in Egypte vanwege het ontduiken van de dienstplicht. Hierbij is van belang dat uit het algemeen ambtsbericht uit 2021 blijkt dat het niet vervullen van de dienstplicht kan leiden tot een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal twee jaren en dat volgens een bron in de praktijk een geldboete de gangbare straf is.
9. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat juist het feit dat hij als dienstplichtige op illegale wijze uit Egypte is vertrokken tot een reëel risico leidt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM,4 wordt dit niet gevolgd. Hoewel verweerder in het bestreden besluit niet heeft betwist dat eiser illegaal is uitgereisd, leidt dit er niet toe dat eiser aannemelijk gemaakt dat hij mede hierdoor voor onevenredige bestraffing moet vrezen. Uit het algemeen ambtsbericht van 2021 blijkt weliswaar dat het niet is toegestaan voor dienstplichtigen om uit te reizen, maar niet is gebleken dat men bij terugkeer een bestraffing, anders dan voor onttrekking aan de dienstplicht zelf, heeft te vrezen. De enkele omstandigheid dat uit het algemeen ambtsbericht volgt dat er een mogelijkheid bestaat dat illegale uitreizigers die geen uitreisstempel kunnen overleggen bij terugkeer worden gearresteerd, is op zichzelf eveneens onvoldoende voor het aannemen van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. De door eiser in dit kader overgelegde informatie, daterend uit 2015, biedt evenmin onderbouwing van zijn stelling dat hij in Egypte te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Voordeel van de twijfel
10. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om aan eiser het voordeel van
de twijfel te gunnen. Uit het voorgaande volgt namelijk dat verweerder eisers verklaringen terecht tegenstrijdig heeft bevonden, zodat niet aan de vereisten van artikel 31, zesde lid, van de Vw wordt voldaan.
3 Vreemdelingencircula ire 2000.
4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
Kennelijk ongegrond
11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Eiser heeft namelijk kennelijk tegenstrijdige, en daarmee kennelijk onjuiste, verklaringen afgelegd. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder terecht gewezen op de tegenstrijdige verklaringen van eiser over de problemen met de familie van [naam 2]. Verweerder heeft daarnaast terecht gewezen op de verklaringen van eiser over zijn deelname aan een militaire training, nu eiser tijdens het gehoor heeft toegegeven dat hij hierover niet de waarheid heeft verteld. De rechtbank voegt hieraan toe dat eiser aanvankelijk ook heeft verklaard dat hij afkomstig is uit Gaza, waarop hij vervolgens is teruggekomen. Dat verweerder op basis van latere verklaringen van eiser zijn opgegeven identiteit, herkomst en nationaliteit (vooralsnog) heeft gevolgd, doet daar niet aan af.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.