ECLI:NL:RBDHA:2023:3752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL23.6669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep en verzoek tot proceskostenvergoeding in vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van verzoeker tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker had op 6 maart 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, maar op 7 maart 2023 heeft de staatssecretaris de bewaring opgeheven. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in en verzocht de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat er geen aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld en dat de eigen monitoring van de staatssecretaris aanleiding had gegeven tot de belangenafweging die leidde tot het opheffen van de maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding kennelijk ongegrond was en wees dit verzoek af.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6669

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2022 heeft verweerder aan verzoeker de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verzoeker heeft op 6 maart 2023 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 maart 2023 heeft verweerder de bewaring opgeheven.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Desgevraagd heeft verweerder op 9 maart 2023 op dat verzoek gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
In zijn reactie op het verzoek tot veroordeling tot vergoeding van de proceskosten heeft verweerder gesteld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Er is voldoende voortvarend gehandeld en de eigen monitoring is aanleiding geweest voor het maken van de belangenafweging. Dit heeft geleid tot het opheffen van de maatregel op 7 maart 2023. Daarnaast is niet gebleken dat de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaand aan de belangafweging onrechtmatig was.
3. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Eiser is op 27 januari 2023 gepresenteerd aan de vertegenwoordiging van Marokko in Rotterdam en is de laissez passer-aanvraag in behandeling genomen. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 2 maart 2023 en uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder daarna meerdere keren navraag heeft gedaan over de voortgang van het onderzoek in de laissez passer-procedure bij het Marokkaanse consulaat. Aan verzoeker is in het vertrekgesprek ook medegedeeld dat het mogelijk is dat er op korte termijn geen nationaliteitsbevestiging volgt en dat de bewaring in dat geval niet zal worden voortgezet. Hieruit volgt dat verweerder zelf een belangenafweging heeft gemaakt en uit de voorhanden zijnde informatie aanleiding heeft gezien de maatregel van bewaring op te heffen. Voldoende aannemelijk is dat het door verzoeker ingestelde vervolgberoep niet de reden is geweest voor deze belangenafweging. Verzoeker heeft zijn verzoek ook niet nader onderbouwd. Daarmee is niet gebleken dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.