ECLI:NL:RBDHA:2023:3752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep en verzoek tot proceskostenvergoeding in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van verzoeker tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker had op 6 maart 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, maar op 7 maart 2023 heeft de staatssecretaris de bewaring opgeheven. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in en verzocht de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat er geen aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld en dat de eigen monitoring van de staatssecretaris aanleiding had gegeven tot de belangenafweging die leidde tot het opheffen van de maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding kennelijk ongegrond was en wees dit verzoek af.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.