ECLI:NL:RBDHA:2023:3785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/4547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en terugvordering op basis van inkomensgegevens medebewoner

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de huurtoeslag voor het jaar 2020. Eiseres had een voorschot huurtoeslag van € 2.626,- ontvangen, maar de Belastingdienst heeft dit bedrag definitief vastgesteld op € 2.182,-. Dit leidde tot een terugvordering van € 309,-, omdat de inkomensgegevens van een medebewoner, haar broertje, niet waren meegenomen bij de vaststelling van het voorschot. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering terecht was. Eiseres voerde aan dat zij financieel in de problemen zat en eiste een schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat er geen grondslag was voor deze eis, aangezien het besluit van de Belastingdienst niet onrechtmatig was. De rechtbank heeft wel bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [A] en [B]).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres voor het jaar 2020 definitief vastgesteld op € 2.182,-. Verweerder heeft een bedrag van € 309,- aan teveel ontvangen huurtoeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 28 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres was hierbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij beschikking van 27 december 2019 is aan eiseres een voorschot huurtoeslag voor het jaar 2020 verleend van € 2.626,-. Het voorschot is gebaseerd op het inkomen van eiseres.
1.1.
Bij het primaire besluit is het recht op huurtoeslag van eiseres voor het jaar 2020 definitief vastgesteld op € 2.182,-. Verweerder heeft daarbij rekening gehouden met de inkomensgegevens van eiseres en haar broertje, omdat is gebleken dat hij sinds 23 januari 2020 staat ingeschreven op haar adres en dus haar medebewoner is. Als gevolg daarvan moet eiseres het teveel ontvangen voorschot huurtoeslag terugbetalen, in totaal € 309,-.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres voert aan dat zij financieel nauwelijks kan rondkomen en de terugvordering dan ook niet kan terugbetalen. Naast het feit dat zij medische problemen heeft, ervaart zij door de terugvordering nu ook veel stress en heeft zij slaapproblemen. Ze eist een schadevergoeding omdat het allemaal teveel voor haar is geworden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Voor de vaststelling van het recht op huurtoeslag moet rekening worden gehouden met de inkomensgegevens van een medebewoner. Dit is in de wet bepaald [1] en verweerder moet de wet toepassen. Nu gebleken is dat het broertje van eiseres per 23 januari 2020 op haar adres staat ingeschreven, moet hij vanaf die datum als haar medebewoner worden aangemerkt [2] en moet bij de vaststelling van het recht op huurtoeslag ook rekening worden gehouden met zijn inkomensgegevens. Nu eiseres niet vooraf heeft aangegeven dat haar broertje bij haar inwoont, is hier bij het voorschot geen rekening mee gehouden en wijkt de definitieve toeslag af van het voorschot. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat de hoogte van de vastgestelde huurtoeslag en het bedrag dat wordt teruggevorderd klopt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat haar beroep in zoverre ongegrond is. Voor zover eiseres in beroep heeft verzocht om schadevergoeding, bestaat daarvoor geen grondslag, nu het besluit van verweerder niet onrechtmatig is.
3.1.
Verweerder heeft op zitting toegelicht dat uit navraag naar de betalingscapaciteit van eiseres is gebleken dat zij feitelijk 7 euro per maand zou kunnen afbetalen. Nu dit onder de minimale betalingsregelingsgrens van 20 euro per maand ligt, heeft verweerder erop gewezen dat eiseres een verzoek tot kwijtschelding van de toeslagschuld kan indienen bij het Landelijk Incasso Centrum. Mocht vervolgens gedurende een periode van drie jaar blijken dat zij over onvoldoende betalingscapaciteit blijft beschikken, dan kan worden besloten om af te zien van verdere invorderingsmaatregelen. Verweerder heeft verder ter zitting aangegeven dat, nu dit pas op zitting voor het eerst zo met eiseres is besproken, hij bereid is om het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Gelet op hetgeen is overwogen onder punt 3.1., zal verweerder worden opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag en artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
2.Op grond van artikel 2, eerste lid, onder e, van de Awir.