ECLI:NL:RBDHA:2023:3789
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening visum kort verblijf in het kader van het arrest Chavez-Vilchez
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Ugandese man geboren in 1973, had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf, welke door de Minister van Buitenlandse Zaken was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker niet had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had in Nederland en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een faciliterend visum. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij zijn medische behandeling in Nederland niet kon voortzetten en dat hij zijn gezinsleven met zijn minderjarige dochter niet kon uitoefenen als hij niet terug kon keren naar Nederland.
De voorzieningenrechter overwoog dat de verzochte voorziening een voorlopig karakter mist, omdat de toewijzing ervan enkel zou betekenen dat verzoeker Nederland mag inreizen, wat in de visumprocedure ter beoordeling van de verweerder staat. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat zijn medische situatie zodanig was veranderd dat dit een zwaarwegend spoedeisend belang vormde. Bovendien was verzoeker ten tijde van de behandeling van het verzoek niet langer rechtmatig verblijf in Nederland, aangezien zijn bezwaar tegen de afwijzing van de Chavez-aanvraag ongegrond was verklaard.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat er een spoedige behandeling van het beroep in de Chavez-procedure noodzakelijk was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.