ECLI:NL:RBDHA:2023:3808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de maatregel van bewaring wegens onvoldoende voortvarendheid van de staatssecretaris in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 22 maart 2023, is de maatregel van bewaring opgeheven. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, had beroep aangetekend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Nuninga, omdat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld in de uitzetting van eiser. De maatregel van bewaring was op 15 oktober 2022 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat eiser tijdig was geïnformeerd over een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten op 15 februari 2023. Hierdoor kon eiser niet worden verweten dat hij niet was verschenen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld, wat leidde tot de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring vanaf 15 februari 2023. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel bevolen en een schadevergoeding van € 3.600 toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals een proceskostenvergoeding van € 1.674 aan de gemachtigde van eiser.