ECLI:NL:RBDHA:2023:3832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4148 en NL23.4149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regeling

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.4148 en NL23.4149, waarbij het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 14 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft de uitspraak onmiddellijk na de zitting gedaan, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.4148 en NL23.4149
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

Bij besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiser, tezamen met een verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.4149) op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde waren met kennisgeving vooraf niet aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat uit registratiesysteem Indigo is gebleken dat eiser geregistreerd is als zijnde met onbekende bestemming vertrokken met ingang van
14 juni 2022. De rechtbank heeft deze informatie ter zitting ingezien.
2. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting medegedeeld hij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.
3. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland nu hij op 14 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokkenen en tevens niet is gebleken dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Het verzoek om voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.4149) wordt afgewezen omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep van eiser. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hierna omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023 door mr. A. Nieuwenhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier.
Het proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Tegen deze uitspraak staat, voor zover is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening, geen hoger beroep of verzet open.