ECLI:NL:RBDHA:2023:3874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
SGR 19/3765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking omgevingsvergunning voor biomassacentrale

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 19/3765, waarin verzoekers, vertegenwoordigd door drs. E.M. Herben, het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen hebben verzocht om een proceskostenvergoeding. Dit verzoek volgde op de intrekking van het bestreden besluit, waarin het college het bezwaar van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor een biomassacentrale ongegrond had verklaard. De vergunninghouder, Wayland Energy B.V., had het college verzocht om het bestreden besluit in te trekken, wat op 14 november 2022 is gebeurd. Verzoekers trokken hierop hun beroep in, maar vroegen de rechtbank om het college te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de intrekking van het besluit het gevolg was van een verzoek van de vergunninghouder en niet van de argumenten die verzoekers in hun beroepschrift hadden aangevoerd. Hierdoor was er geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekers dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekers] e.a., uit [woonplaats], verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen, het college

(gemachtigde: drs. E.M. Herben, werkzaam bij de Omgevingsdienst Midden-Holland).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V.te Waddinxveen
(gemachtigde: mr. A.M. van de Laar).

Procesverloop

In het besluit van 18 april 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een biomassacentrale op het perceel aan de [adres] bij nummer [nummer] ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 14 november 2022 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken op verzoek van Wayland Energy B.V. (vergunninghouder).
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat het bestreden besluit is ingetrokken op verzoek van vergunninghouder en dat het verzoek om een proceskostenvergoeding daarom moet worden afgewezen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb is sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd.
4. Uit het besluit van 14 november 2022, waarin de omgevingsvergunning is ingetrokken, blijkt dat de intrekking het gevolg is van een op 19 oktober 2022 daartoe ingediend schriftelijk verzoek van vergunninghouder. Het besluit is dus genomen op andere gronden dan verzoekers hebben aangevoerd in hun beroepschrift. Het college is daarom niet aan het beroep van verzoekers tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.