ECLI:NL:RBDHA:2023:395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op € 350.000 heeft vastgesteld. Eiser stelt dat de waarde te hoog is en voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de onderhoudstoestand en de ligging van de woning. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de stellingen van eiser, die tijdens de zitting zijn ingenomen, tardief zijn verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, onderbouwd met een waardematrix die vergelijkbare woningen in hetzelfde appartementencomplex in aanmerking neemt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waardepeildatum 1 januari 2020 is en dat de woning een appartement betreft met een bruto oppervlakte van ongeveer 113 m². De rechtbank heeft ook overwogen dat de gemachtigde van eiser niet tijdig de nieuwe stellingen heeft ingediend, wat voor rekening en risico van eiser komt. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslagen niet te hoog zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.