ECLI:NL:RBDHA:2023:3968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL22_22564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure tegen uitzetting van verzoekster

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen met een besluit van 3 november 2022. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreest voor uitzetting tijdens de bezwaarprocedure.

De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen op basis van de verstrekte gegevens. De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist.

Verweerder heeft in een brief van 7 maart 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, met betrekking tot het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Aangezien beide partijen het erover eens zijn dat verzoekster niet uitgezet mag worden, heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toegewezen en de uitzetting verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 837,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22564
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster gedurende de procedure van bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 november 2022 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet, mede op basis van de verstrekte gegevens, aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verweerder heeft in een brief van 7 maart 2023 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster tot dat er een beslissing is genomen op het
bezwaarschrift.
4. Nu partijen het erover eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman - Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.