ECLI:NL:RBDHA:2023:3977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL22.23593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 21 maart 2023 uitspraak gedaan. Eiseres heeft eerder een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van haar overkomst naar Nederland, maar deze aanvraag is door verweerder meerdere keren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er thans nog geen besluit is genomen op het bezwaar van eiseres, ondanks eerdere uitspraken die verweerder opdroegen om binnen bepaalde termijnen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en er is een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23593

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift.
Verweerder is niet ingegaan op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Bij besluit van 15 augustus 2017 heeft verweerder aan Hassan Salim (referent) een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Hij stelt de zoon van eiseres te zijn. Op 22 oktober 2018 heeft hij ten behoeve van de overkomst van eiseres naar Nederland een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
3. Bij besluit van 1 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 26 maart 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 30 september 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:7387, is dat besluit vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Bij besluit van 3 november 2020 heeft verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 23 november 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:8803, is dat besluit vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Bij besluit van 26 april 2022 heeft verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij besluit van 10 oktober 2022 heeft verweerder het besluit van 26 april 2022 ingetrokken.
4. Dit brengt met zich dat er thans nog geen besluit is genomen op het bezwaar van eiseres. Het beroep richt zich tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit bezwaar. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. In de voornoemde uitspraak van 23 november 2021 is verweerder opgedragen om binnen zes weken na de datum van verzending van die uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Die termijn is op 4 januari 2022 afgelopen. Er is thans nog geen besluit bekendgemaakt. Eiseres heeft verweerder op 12 oktober 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat beroep is ingesteld. Het beroep is kennelijk gegrond en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd.
6. Uit artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb vloeit vervolgens voort dat moet worden bepaald dat binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden alsnog een besluit zal worden bekendgemaakt. Er zijn door verweerder geen aanknopingspunten naar voren gebracht die ertoe nopen om met gebruikmaking van het derde lid een andere termijn te bepalen.
7. De rechtbank bepaalt op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een rechterlijke dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
8. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Het door eiseres betaalde griffierecht bedraagt € 184.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 bepaalt dat verweerder uiterlijk twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een besluit neemt op het bezwaar van eiseres;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 (honderd euro) aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 draagt verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.