ECLI:NL:RBDHA:2023:3995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwestie onder de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser eerder een Schengenvisum had ontvangen van Frankrijk, dat geldig was van 5 juni 2022 tot 2 juli 2022.

De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij zijn vrees voor terugkeer naar Frankrijk heeft geuit. Hij stelde dat hij in Nigeria werd vervolgd en dat zijn vervolgers op de hoogte waren van zijn reis naar Frankrijk. De eiser betoogde dat het voor hem moeilijker zou zijn om een verblijfsvergunning in Frankrijk te verkrijgen vanwege zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees te onderbouwen en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat de autoriteiten in Frankrijk in staat zijn om de eiser te beschermen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4850

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.4851, op 20 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 23 augustus 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat hij door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 5 juni 2022 tot 2 juli 2022. Verweerder heeft een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. [2] Op 12 december 2022 zijn de autoriteiten van Frankrijk hiermee akkoord gegaan.
3. Eiser voert daartegen aan dat hij bang is om terug te keren naar Frankrijk. Degenen die eiser in Nigeria vervolgden zijn erachter gekomen dat hij met een visum naar Frankrijk is gereisd. Eiser vermoedt dat zij in Frankrijk beschikken over een groot netwerk. Verder zal het in Frankrijk aanzienlijk minder eenvoudig zijn om een verblijfsvergunning te krijgen vanwege zijn seksuele gerichtheid dan in Nederland.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk en dat het zijn verdragsverplichtingen nakomt. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. Daargelaten dat eiser zijn gestelde vrees bij terugkeer naar Frankrijk voor degenen die hem in Nigeria zouden hebben vervolgd alsmede het door hem vermoede grote netwerk niet heeft onderbouwd, heeft hij hiermee niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen jegens hem niet nakomt. Eiser kan zich in geval van voorkomende problemen wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van Frankrijk. Niet gebleken is dat dat voor eiser niet mogelijk is of dat de autoriteiten van Frankrijk hem niet zouden kunnen of willen helpen.
6. De beroepsgrond van eiser dat het minder eenvoudig is om een verblijfsvergunning te krijgen in Frankrijk op grond van zijn seksuele gerichtheid slaagt evenmin. Eiser heeft deze beroepsgrond niet onderbouwd en daarnaast mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit gaan dat lidstaten een effectieve en gelijkwaardige bescherming bieden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van Frankrijk in haar