In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die op 14 mei 2019 uitviel als verkoopmedewerker vanwege gezondheidsklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 21,29%. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiseres. De verzekeringsarts heeft alle relevante informatie in overweging genomen, inclusief de psychische en lichamelijke klachten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts op overtuigende wijze heeft gemotiveerd dat eiseres op 17 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de medische belastbaarheid van eiseres te twijfelen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.