ECLI:NL:RBDHA:2023:4000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/3054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die op 14 mei 2019 uitviel als verkoopmedewerker vanwege gezondheidsklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 21,29%. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.

De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiseres. De verzekeringsarts heeft alle relevante informatie in overweging genomen, inclusief de psychische en lichamelijke klachten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts op overtuigende wijze heeft gemotiveerd dat eiseres op 17 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de medische belastbaarheid van eiseres te twijfelen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3054

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. van der Veen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 21,29%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 13 april 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is op 14 mei 2019 uitgevallen voor haar werk als verkoopmedewerker voor gemiddeld 24,14 uur per week wegens gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 17 juni 2021 voor 21,29% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 10 maart 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juni 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 28 maart 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de verzekeringsarts bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen. Er is sprake van een flink aantal aandoeningen, namelijk van een persoonlijkheidsstoornis met bipolaire trekken, depressieve gevoelens, angst- en paniekaanvallen, straatvrees en het niet tegen prikkels, geluiden, stress en drukte kunnen. Daarnaast is eiseres zeer vatbaar voor infecties.
7. Eiseres vindt verder dat de geduide functies niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 17 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 17 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de psycholoog van eiseres. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: de psychische klachten (de borderline persoonlijkheidsstoornis, met hypomane/manische episodes en depressieve klachten en de stress-, angst en paniekklachten) en de lichamelijke klachten (IgA-deficiëntie) heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 17 juni 2021 in het rapport van 10 maart 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Omdat eiseres het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 17 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies niet passend vindt. Zij onderbouwt dit verder niet. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 17 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 maart 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.