ECLI:NL:RBDHA:2023:4005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL22.264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanese eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 15 december 2021 door de staatssecretaris was uitgevaardigd. Het terugkeerbesluit verplichtte de eiseres om terug te keren naar haar land van herkomst of een ander land buiten de Europese Unie waar haar toelating gewaarborgd was. De staatssecretaris had geen termijn voor vrijwillig vertrek gegeven, omdat er een risico bestond dat de eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarnaast was er een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het terugkeerbesluit op vier gronden had gebaseerd, waarvan twee als zwaar en twee als licht werden gekwalificeerd. De eiseres betwistte de gronden van het besluit niet, maar voerde aan dat zij ten onrechte niet uitgebreid was bevraagd over haar zakelijke belangen in Nederland of Europa tijdens haar gehoor op 15 december 2021. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de verklaring van de eiseres niet verplicht was om verder te vragen naar dit onderwerp. Aangezien de gronden voor het terugkeerbesluit niet werden betwist, verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde als griffier. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en maakte de uitspraak openbaar via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een daaraan gekoppeld inreisverbod uitgevaardigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. In het bestreden besluit heeft verweerder een terugkeerbesluit als bedoeld in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 uitgevaardigd, op grond waarvan eiseres wordt opgedragen terug te keren naar haar land van herkomst, dan wel een ander land buiten de Europese Unie waar haar toelating is gewaarborgd. Verweerder heeft aan eiseres geen termijn voor vrijwillig vertrek gegeven, omdat het risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op vier gronden: eiseres is Nederland niet op de voorgeschreven wijze binnengekomen; zij heeft zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken (dit zijn twee zware gronden); eiseres heeft geen vaste woon- of verblijfplaats; en zij beschikt niet over voldoende middelen van bestaan (dit zijn twee lichte gronden).
3. Eiseres bestrijdt geen van de door verweerder genoemde gronden, maar voert aan dat zij in haar gehoor op 15 december 2021 ten onrechte niet uitgebreid is bevraagd over haar mogelijke zakelijke belangen in Nederland of in Europa.
4. Volgens het proces-verbaal van dit gehoor heeft eiseres geantwoord op de vraag “Heeft u zakelijke belangen in Nederland of Europa”: “Nee, in de toekomst misschien… Mijn kinderen misschien.” De rechtbank meent dat verweerder op grond van deze verklaring niet gehouden was eiseres over dit punt nader te bevragen. Aangezien de gronden waarop verweerder het bestreden besluit heeft gebaseerd overigens niet worden betwist, kan het beroep niet slagen.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.