ECLI:NL:RBDHA:2023:4009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.6820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in het kader van asielprocedure en terugkeerprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die de Oezbeekse nationaliteit heeft, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 18 februari 2023, hield in dat aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel niet tijdig is omgezet, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en dat er geen lichter middel beschikbaar is. Eiser heeft ook aangevoerd dat de maatregel onevenredig bezwarend is, gezien zijn relatie met een Oekraïense partner in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet leidt tot een andere beslissing. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en onder c, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd op 7 maart 2023 akkoord verklaard met schriftelijke
afdoening. Op 10 maart 2023 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 13 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek op 15 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Oezbeekse nationaliteit te hebben.
Grondslag van de maatregel van bewaring
2. Eiser voert aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet tijdig heeft omgezet. Hij heeft namelijk op 16 februari 2023 kenbaar gemaakt asiel aan te willen vragen, waarna de maatregel pas op 18 februari 2023 is omgezet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw naar artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw.
3. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Een beroep op niet tijdige omzetting moet worden gedaan tegen de maatregel waarvan wordt gesteld dat die ten onrechte te laat is omgezet. Dat is de maatregel van 11 februari 2023. Deze ligt thans niet ter toetsing voor, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of die maatregel te laat is omgezet.
De gronden van de maatregel
4. Aan eiser is op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw de maatregel van bewaring opgelegd. In de maatregel van bewaring heeft verweerder ten aanzien van 59b, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw overwogen dat bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser.
Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c: eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de
plicht Nederland te verlaten blijkt en hij/zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de
daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De zware en lichte gronden zijn niet betwist. Deze gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag mogen worden gelegd en de maatregel kunnen dragen.
6. Tevens heeft verweerder ten aanzien van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
7. Ten aanzien van de eerste twee gronden die worden genoemd in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw constateert de rechtbank dat deze feitelijk juist zijn. Ten aanzien van de derde grond is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze voldoende gemotiveerd heeft in de maatregel van bewaring, waarbij onder meer is gewezen op de eerder procedures van eiser.. De maatregel is dan ook terecht gebaseerd op deze grondslag.
8. De rechtbank stelt vast dat aan de maatregel niet ten grondslag is gelegd dat deze wordt gevorderd door de openbare orde omdat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Gelet daarop behoeven de beroepsgronden die zien op openbare orde en het risico op onttrekking geen bespreking.
Lichter middel
9. Eiser voert verder aan dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met zijn Oekraïense partner in Nederland en dat hij met haar gezinsleven wil uitoefenen in Nederland. De maatregel van bewaring is onevenredig bezwarend voor eiser, nu hij mogelijk gedurende zijn gehele asielprocedure in bewaring wordt gehouden.
10. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend zal zijn. Daarbij heeft verweerder ook betrokken dat eiser een partner heeft. De enkele omstandigheid dat eiser een partner heeft in Nederland, maakt niet dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen. Er is voorts niet gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Ambtshalve toets [4]
11. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C704/20 en C-39/21.