Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Oezbeekse nationaliteit te hebben.
Grondslag van de maatregel van bewaring
2. Eiser voert aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet tijdig heeft omgezet. Hij heeft namelijk op 16 februari 2023 kenbaar gemaakt asiel aan te willen vragen, waarna de maatregel pas op 18 februari 2023 is omgezet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw naar artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw.
3. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Een beroep op niet tijdige omzetting moet worden gedaan tegen de maatregel waarvan wordt gesteld dat die ten onrechte te laat is omgezet. Dat is de maatregel van 11 februari 2023. Deze ligt thans niet ter toetsing voor, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of die maatregel te laat is omgezet.
De gronden van de maatregel
4. Aan eiser is op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw de maatregel van bewaring opgelegd. In de maatregel van bewaring heeft verweerder ten aanzien van 59b, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw overwogen dat bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser.
Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c: eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de
plicht Nederland te verlaten blijkt en hij/zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de
daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De zware en lichte gronden zijn niet betwist. Deze gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag mogen worden gelegd en de maatregel kunnen dragen.
6. Tevens heeft verweerder ten aanzien van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
7. Ten aanzien van de eerste twee gronden die worden genoemd in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw constateert de rechtbank dat deze feitelijk juist zijn. Ten aanzien van de derde grond is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze voldoende gemotiveerd heeft in de maatregel van bewaring, waarbij onder meer is gewezen op de eerder procedures van eiser.. De maatregel is dan ook terecht gebaseerd op deze grondslag.
8. De rechtbank stelt vast dat aan de maatregel niet ten grondslag is gelegd dat deze wordt gevorderd door de openbare orde omdat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Gelet daarop behoeven de beroepsgronden die zien op openbare orde en het risico op onttrekking geen bespreking.
9. Eiser voert verder aan dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met zijn Oekraïense partner in Nederland en dat hij met haar gezinsleven wil uitoefenen in Nederland. De maatregel van bewaring is onevenredig bezwarend voor eiser, nu hij mogelijk gedurende zijn gehele asielprocedure in bewaring wordt gehouden.
10. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend zal zijn. Daarbij heeft verweerder ook betrokken dat eiser een partner heeft. De enkele omstandigheid dat eiser een partner heeft in Nederland, maakt niet dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen. Er is voorts niet gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
11. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.