ECLI:NL:RBDHA:2023:4010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/09/633906 / FA RK 22-5348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsregistratie en voornaamswijziging van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 een beschikking gegeven over de wijziging van de geslachtsregistratie en de voornaam van een 12-jarige minderjarige. De ouders van de minderjarige, die zich identificeert als meisje, hebben verzocht om de geslachtsvermelding op de geboorteakte te wijzigen van 'mannelijk' naar 'vrouwelijk' en om de voornaam te wijzigen naar de door hen gewenste naam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en verklaringen van deskundigen. Tijdens de zitting op 8 februari 2023 waren de ouders en hun advocaat aanwezig, terwijl de ambtenaar van de burgerlijke stand niet verscheen.

De rechtbank overweegt dat de huidige wetgeving geen mogelijkheid biedt voor minderjarigen onder de 16 jaar om zelf een verzoek tot wijziging van de geslachtsvermelding in te dienen. De ouders hebben echter aangegeven dat de minderjarige al sinds haar zevende jaar onder behandeling is bij een genderpoli en dat zij onomkeerbare medische behandelingen heeft ondergaan. De rechtbank wijst op de maatschappelijke ontwikkelingen en het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken voor minderjarigen onder de 16 jaar om hun geslachtsvermelding te wijzigen.

De rechtbank concludeert dat de huidige leeftijdsgrens van 16 jaar niet proportioneel is en dat de belangen van de minderjarige zwaarder wegen. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om de geslachtsvermelding op de geboorteakte te wijzigen en de voornaam aan te passen. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging pas kan plaatsvinden na afloop van eventuele rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-5348
Zaaknummer: C/09/633906
Datum beschikking: 27 maart 2023
Aanvulling van een geboorteakte door toevoeging van een latere vermelding en voornaamswijziging

Beschikking op het op 16 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] en [verzoeker02] ,

verzoekers, de ouders van de minderjarige,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te ‘s-Hertogenbosch.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats01] ,

zetelend te [plaats01] ,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier met bijlagen van 6 september 2022 van verzoekers;
- de brief van de ambtenaar van 1 november 2022;
- de brief van de ambtenaar van 26 januari 2023.
Op 8 februari 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader en de moeder van [voornaam minderjarige01] en hun advocaat. De ambtenaar is, met bericht, niet op de zitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot wijziging van de geboorteakte nummer [nummer01] van het jaar 2010, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [plaats02] op [datum01] 2010, in die zin dat:
- de ambtenaar wordt gelast een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘Vrouwelijk’ zal zijn;
- de ambtenaar te gelasten om de wijziging van de voornaam ‘ [voornaam01] ’ in ‘ [voornaam minderjarige01] ’ in de geboorteakte toe te voegen,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De ambtenaar heeft bij brieven van 1 november 2022 en 26 januari 2023 aangegeven geen verweer te voeren tegen het verzoek.

Feiten

- Op de geboorteakte van de minderjarige, aktenummer [nummer01] van het jaar 2010, staat vermeld dat “ [minderjarige01] ” is geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] , en van het mannelijk geslacht is.

Beoordeling

Wijziging geslacht op de geboorteakte
Gelet op de wens van de ouders en de minderjarige zal de rechtbank hierna spreken over [voornaam minderjarige01] en zij en haar.
Verzoekers zijn de ouders van de 12-jarige [voornaam minderjarige01] . De ouders en [voornaam minderjarige01] zijn er duurzaam van overtuigd dat [voornaam minderjarige01] niet tot het mannelijke maar tot het vrouwelijke geslacht behoort. De ouders verzoeken de rechtbank daarom om toestemming te verlenen om de geslachtsvermelding van [voornaam minderjarige01] op haar geboorteakte te wijzigen en te bepalen dat de ambtenaar deze wijziging aantekent op de geboorteakte en andere aktes van de burgerlijke stand betreffende [voornaam minderjarige01] . Ook verzoeken de ouders de rechtbank om de ambtenaar te gelasten om de voornaam te wijzigen naar [voornaam minderjarige01] .
Nu [voornaam minderjarige01] nog niet de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, kan zij de ambtenaar niet zelf verzoeken de geslachtsvermelding op haar geboorteakte te wijzigen. Ook de ouders kunnen dit verzoek niet bij de ambtenaar doen.
Verzoekers geven aan dat het de overtuiging van [voornaam minderjarige01] is om niet tot het mannelijke, maar tot het vrouwelijke geslacht te behoren. Deze overtuiging is bovendien zeer bestendig en doorleefd. Sinds [voornaam minderjarige01] zich kan uiten heeft zij meisjesvoorkeuren, zij identificeert zich al lang als een meisje en heeft een sterke wens om ook officieel als meisje door het leven te gaan. Sinds maart 2019 gaat [voornaam minderjarige01] ook als meisje naar school en wordt zij op school [voornaam minderjarige01] genoemd. Door de gegevens die op de geboorteakte en haar paspoort staan, heeft [voornaam minderjarige01] geen keuze om te vertellen over haar genderdysforie, wat voor [voornaam minderjarige01] problematisch is. Het is namelijk belangrijk voor haar dat zij in iedere situatie zelf kan afwegen of zij wel of niet wil vertellen over haar genderdysforie.
[voornaam minderjarige01] is aangemeld bij de genderpoli van het [medisch centrum01] toen zij zeven jaar was. Sinds haar negende gaat zij naar het specialistisch genderzorgteam van het [medisch centrum01] . [voornaam minderjarige01] gebruikt sinds april 2022 puberteitsremmers en start waarschijnlijk als zij veertien is met crosssekse hormonen. Deze hormonen hebben onomkeerbare lichamelijke gevolgen en deze toestemming wordt door de artsen aan [voornaam minderjarige01] verleend voordat zij zestien is. In april 2022 heeft [voornaam minderjarige01] een operatie aan haar voeten gehad, waardoor haar voeten niet meer groeien en zij een vrouwelijke schoenmaat behoudt. Er zal mogelijk binnenkort een tweede onomkeerbare operatie volgen aan de knieën van [voornaam minderjarige01] , zodat zij een vrouwelijke lengte zal bereiken/behouden. Een keuze voor wijziging van de geboorteakte is volgens de ouders in die zin minder ingrijpend dan de lichamelijke veranderingen waar [voornaam minderjarige01] met haar ouders wel over mag beslissen voordat zij zestien is.
Verzoekers geven verder aan dat de huidige wettelijke regeling geen mogelijkheid biedt voor kinderen jonger dan zestien jaar om een wijziging van de geslachtsvermelding op de geboorteakte te vragen bij de ambtenaar. De maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp zijn echter sterk in ontwikkeling en dit leidt ook tot ontwikkelingen in de wetgeving. Op 4 mei 2021 is een wetsvoorstel gepubliceerd waarin wordt voorgesteld om het voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk te maken om hun geslachtsvermelding te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. Het gewijzigde amendement, gepubliceerd op
18 maart 2022, voorziet in een nog verdergaande wijziging waardoor het ook voor personen jonger dan zestien jaar mogelijk wordt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie te wijzigen (Kamerstukken II 2020-21 35 825, Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte).
De ouders verzoeken te anticiperen op dit wetsvoorstel, zoals ook de rechtbanken Noord-Holland en Amsterdam hebben gedaan
.
Verder stellen de ouders dat bij de huidige leeftijdsgrens van zestien jaar vanuit internationale kinderrechten bezien grote kanttekeningen kunnen worden geplaatst, gelet op het bepaalde in de artikelen 5 en 18 van het IVRK en in artikel 8 van het EVRM. Onduidelijk is waarom in de huidige regeling zo sterk onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarigen boven en onder de leeftijd van zestien jaar en waarom aan de primaire verantwoordelijkheid van de ouders is voorbijgegaan. Het is voor [voornaam minderjarige01] van fundamenteel belang dat een vrouwelijke geslachtsvermelding en haar gewenste voornaam zo snel mogelijk op al haar officiële documenten komen te staan.
Bij F9-formulier van 6 september 2022 hebben de ouders recente (30 augustus 2022 en
6 september 2022) verklaringen overgelegd van de arts/psycholoog van [voornaam minderjarige01] , waaruit blijkt dat [voornaam minderjarige01] consistent is in haar genderbeleving en genderrol. De psycholoog verwacht dat [voornaam minderjarige01] zich als meisje zal blijven identificeren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Wettelijk kader
In artikel 8, eerste lid, EVRM is bepaald -voor zover van belang- dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privé leven. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 1:28, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt, kort gesteld, dat ieder Nederlander van 16 jaar en ouder die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan vermeld op zijn/haar geboorteakte, van die overtuiging aangifte kan doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
In artikel 1:28a, eerste en tweede lid, BW is bepaald, kort gesteld, dat bij de aangifte een verklaring wordt overgelegd van een deskundige, afgegeven ten hoogste zes maanden voor de aangifte. De deskundige zal in de verklaring moeten aangeven dat de betrokkene is voorgelicht, dat deze de betekenis van zijn verzoek begrijpt en dat betrokkene er blijkt van heeft gegeven de wijziging weloverwogen te blijven wensen.
In artikel 1:28, vierde lid, BW is bepaald dat de minderjarige van zestien jaar of ouder bekwaam is tot het doen van de in het eerste lid bedoelde aangifte ten behoeve van zichzelf, alsmede om terzake in en buiten rechte op te treden.
Verklaring deskundige ex 1:28a BW
Gelet op de verklaringen van de psycholoog is aan de eis van overlegging van een verklaring van een deskundige voldaan.
Anticiperen op wetsvoorstel 35825
De rechtbank constateert dat de maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp sterk in ontwikkeling zijn. Eén en ander heeft geleid tot het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (35825).
De rechtbank zal echter niet overgaan tot anticiperen op dit wetsvoorstel. Bij de huidige stand van zaken, waarbij de wetgeving slechts in voorbereiding is en een plenaire behandeling in de Tweede Kamer nog niet heeft plaatsgevonden, zou het anticiperen op deze wetgeving de rechtsvormende taak van de rechtbank te buiten gaan. De rechtbank kan niet vooruitlopen op wetgeving waarvan de inhoud nog niet vaststaat.
Geslachtsregistratie in het licht van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de mens (EVRM).
Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft herhaaldelijk aangegeven dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en dat genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en een van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (onder meer: EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland, par. 69 en 73, EHRM 6 april 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0406JUD007988512, Gargon & Nicot tegen Frankrijk en EHRM 17 januari 2019 ECLI:CE:ECHR:2019:0117JUD002968316, X. tegen Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië).
Wetgeving die conflicteert met dit belangrijke aspect van de persoonlijke identiteit kan een serieuze inmenging opleveren in het (door artikel 8 EVRM beschermde) privé leven. De Staat heeft een positieve verplichting om maatregelen te treffen die de inbreuken tegen gaan.
Gelet op de jurisprudentie van het EHRM bestaat er voor de Staat echter een ruime mate van beoordelingsvrijheid (“a wide margin of appreciation”) om te bepalen hoe de hiervoor bedoelde positieve verplichting wordt vormgegeven. Daarbij kan meewegen dat er een juist evenwicht wordt gevonden tussen het algemeen belang en de belangen van het individu (EHRM 16 juli 2014, zaaknummer 37359/09, Hämäläinen tegen Finland, en EHRM 19 oktober 2005, zaaknummer 32555/96, Roche tegen het Verenigd Koninkrijk).
De eis dat een inmenging, om gerechtvaardigd te zijn, noodzakelijk is in een democratische samenleving, betekent niet slechts dat er een dringende maatschappelijke noodzaak moet zijn, maar vooral ook dat de inmenging proportioneel moet zijn aan het legitieme doel dat ermee wordt gediend.
In de kern dient dus getoetst te worden of op het nationale niveau sprake is van een redelijk evenwicht tussen enerzijds een effectieve bescherming van het belang van het individu en anderzijds de belangen die door de betrokken lidstaat worden gediend. Er mag echter geen onmogelijke of disproportionele last op de overheid worden gelegd.
Daarbij speelt ook een rol dat het EVRM niet kan worden gezien als een statisch document. Het is een instrument ter bescherming van mensenrechten en dient daarom te worden geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de veranderende zienswijzen ten aanzien van - in dit geval - geslachtsregistratie. Alleen op die manier is de bescherming van mensenrechten praktisch en doeltreffend, en niet theoretisch en illusoir (EHRM 11 juli 2002, ECLI: EC:ECHR:2002:0711JUD00 28957/95, Goodwin tegen Verenigd Koninkrijk).
De huidige wettelijke bepalingen voorzien niet in de mogelijkheid om een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding toe te wijzen voor een minderjarige die jonger is dan 16 jaar. Daarnaast bestaat in de huidige wetgeving de mogelijkheid niet in de wetgeving dat de ouders/wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige jonger dan 16 jaar deze aanvraag voor de minderjarige doen.
Hier is de vraag aan de orde of de gehanteerde leeftijdsgrens zich verhoudt tot de ‘margin of appreciation’.
In de Memorie van Toelichting bij artikel 1:28 BW (Kamerstukken II 2011-12 33351, nr. 3) wordt ten aanzien van de leeftijdsgrens in het eerste lid aangegeven dat irreversibele medische verrichtingen voor het bereiken van de leeftijd van meerderjarigheid hier te lande niet worden uitgevoerd. Ten aanzien van de leeftijdsgrens zoals opgenomen in het vierde lid van artikel 1:28 BW wordt daar opgemerkt dat de leeftijd van zestien jaar wel meer wordt aangehouden als het om gewichtige aangelegenheden gaat waar een minderjarige zelfstandig kan beslissen: te denken valt met name aan de bekwaamheid om overeenkomsten voor geneeskundige behandeling ten behoeve van zichzelf aan te gaan (artikel 7:447 lid 1 BW).
In reactie op kamervragen (Kamerstukken II 2011-12, 33351, nr. 6) stelde de staatssecretaris vast te willen houden aan de leeftijdsgrens van zestien jaar. “
Wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte is immers een ingrijpende aangelegenheid, ook indien (…) lichamelijke aanpassing aan het gewenste geslacht niet heeft plaatsgevonden. Bedacht zij ook dat medicatie met onomkeerbare gevolgen bij personen onder de zestien jaar thans niet plaatsvindt”, aldus de staatssecretaris. Verder wordt daar vermeld dat de voorkeur wordt gegeven aan het hanteren van een concrete leeftijd. Hiermee wordt vermeden dat er een beoordelingsmoment voor de ambtenaar van de burgerlijke stand bestaat.
De rechtbank gaat er, op grond van het voorgaande, van uit dat de leeftijdgrens van zestien jaar wordt gehanteerd: (1) vanuit de afweging dat een minderjarige van zestien jaar of ouder bekwaam is tot het aangaan van een medische behandelingsovereenkomst, (2) met het oog op de mogelijk fluïde wens bij de minderjarige en (3) als praktische grens in de uitvoeringspraktijk.
De rechtbank acht, in dit specifieke geval, deze beperkingen op het privéleven van [voornaam minderjarige01] niet proportioneel of noodzakelijk. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
Als eerste argument wordt aangevoerd dat een minderjarige zestien jaar of ouder dient te zijn voordat zij zelfstandig een ingrijpende beslissing kan nemen. Met de ouders is de rechtbank van oordeel dat deze leeftijdsgrens zich niet verhoudt tot wat verder is bepaald in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). In artikel 7:450 BW is immers opgenomen dat, indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd is vereist voor een behandeling. Het betreft hier een ‘dubbele toestemming’ van zowel de minderjarige van 12 jaar of ouder, als zijn ouders. Die bepaling kan zover gaan dat een minderjarige van 12 jaar of ouder zijn toestemming kan weigeren voor een levensreddende behandeling (Hof Amsterdam 11 juli 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2668, GJ 2017/140, noot Vlaardingerbroek). In dat licht is het hanteren van een leeftijdsgrens van 16 jaar als drempel voor [voornaam minderjarige01] om ‘ten volle’ zichzelf te kunnen zijn, niet te verklaren. [voornaam minderjarige01] is duidelijk en consistent in haar wens. Haar genderidentiteit ligt vast en is niet fluïde. Daarbij betrekt de rechtbank dat wat de ouders van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige01] zelf en de deskundige hebben verklaard. Hier speelt verder mee dat de verzoekers de ouders van [voornaam minderjarige01] zijn en [voornaam minderjarige01] in raadkamer duidelijk heeft laten weten achter de door haar ouders verzochte geslachtswijziging op haar geboorteakte te staan. Het achterwege laten in de huidige wetgeving van de mogelijkheid voor verzoekers en [voornaam minderjarige01]
samenom dit verzoek te doen, strookt niet met de positieve verplichting die op de Staat rust.
Duidelijk is verder dat [voornaam minderjarige01] voor een deel al onomkeerbare behandelingen heeft ondergaan. Zij heeft operaties aan haar voeten gehad en groeischijven zijn verwijderd. Ook dat element, als grens voor de toepassing van de 16 jaar grens, is daarmee niet houdbaar.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aangeven geen verweer te voeren tegen het verzoek. Voor zover de 16 jaar grens (mede) is gebaseerd op de werkbaarheid in de uitvoeringspraktijk, kan deze, in dit specifieke geval, dan ook niet overeind blijven.
De rechtbank overweegt hier verder nog dat indien er sprake is van een bijzonder belangrijk aspect in het bestaan of de identiteit van een individu, de beoordelingsruimte die aan lidstaten wordt geboden ook smaller wordt. In Goodwin tegen het VK - voornoemd - werd overwogen dat praktische, juridische en technische obstakels met betrekking tot het voldoen aan de verplichtingen onder artikel 8 van het EVRM geen overtuigende argumenten bieden zolang deze niet onoverkomelijk zijn.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand opdragen een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [voornaam minderjarige01] , inhoudende de wijziging van het geslacht.
Voornaamswijziging
De rechtbank stelt voorop dat een voornaamswijziging – indien toegewezen – eerst tot stand komt doordat van de beschikking waarbij de voornaamswijziging is gelast een latere vermelding aan de geboorteakte wordt toegevoegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. De gevraagde voornaam is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid, BW. De rechtbank zal het verzoek derhalve toewijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beschikking, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [plaats02] met nummer [nummer01] van het jaar 2010 een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn: “V”;
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige in die zin dat de voornaam zal luiden: “ [voornaam minderjarige01] ”;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, mr. L. Koper en mr. C.S.F. de Nijs, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door D. van den Born als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2023.