ECLI:NL:RBDHA:2023:4121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
NL22.13739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser op 18 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 24 januari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 27 oktober 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een reactie op het alsnog genomen besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 24 januari 2022 een asielaanvraag ingediend, en op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) dient binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te worden gegeven. De rechtbank constateert dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om deze termijn te verlengen, wat betekent dat verweerder uiterlijk op 24 juli 2022 een beslissing had moeten nemen.

Eiser heeft verweerder op 30 juni 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn ten tijde van het indienen van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling prematuur en voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13739

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D. Aygur),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 18 juli 2022 eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 24 januari 2022.
Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft niet tijdig gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een reactie op het alsnog genomen besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
2. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Eiser heeft op 24 januari 2022 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [2] wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd een beschikking gegeven. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 24 juli 2022 een beslissing had moeten nemen.
4. Eiser heeft verweerder op 30 juni 2022 in gebreke gesteld. Dit betekent dat de beslistermijn ten tijde van het indienen van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, zodat deze ingebrekestelling prematuur is. Dit heeft als gevolg dat op het moment van het instellen van het beroep niet werd voldaan aan de vereisten waaraan op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb moet zijn voldaan voordat beroep kan worden ingesteld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.