In deze zaak heeft verzoekster op 9 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 7 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 12 december 2022 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de staatssecretaris niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoekster, waardoor deze geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.