ECLI:NL:RBDHA:2023:4188
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden na belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel 'humanitair niet-tijdelijk', welke door de staatssecretaris op 11 maart 2022 werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 21 december 2022. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A. Wildeboer.
De rechtbank overwoog dat eiser sinds 6 februari 2016 in het bezit was van een verblijfsvergunning, die echter op 2 december 2020 was ingetrokken. Eiser had een nieuwe aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris oordeelde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in zijn belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken en dat de afwijzing van de aanvraag niet onterecht was. Eiser had onvoldoende onderbouwd dat zijn privéleven in Nederland zwaarder woog dan de belangen van de Nederlandse staat bij een restrictief toelatingsbeleid.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.