ECLI:NL:RBDHA:2023:4189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problemen
Op 16 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01], die in het verleden ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder grensoverschrijdend gedrag en conflicten met haar moeder. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij [minderjarige01] in raadkamer is gehoord.
De feiten wijzen uit dat [minderjarige01] sinds mei 2022 niet bij haar gezaghebbende ouder verblijft en momenteel in een open groep verblijft. De Raad heeft geconstateerd dat [minderjarige01] moeite heeft met het uiten van haar emoties en dat er zorgen zijn over haar veiligheid, gezien haar neiging tot weglopen en zelfbeschadiging. De moeder van [minderjarige01] werkt mee aan de hulpverlening, maar de Raad vreest dat zij overbelast is en niet in staat is om de juiste beslissingen voor haar dochter te nemen. De kinderrechter oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, gezien de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [minderjarige01].
De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en haar gedurende zes maanden uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.