ECLI:NL:RBDHA:2023:4189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/09/643088 / JE RK 23-351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problemen

Op 16 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01], die in het verleden ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder grensoverschrijdend gedrag en conflicten met haar moeder. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij [minderjarige01] in raadkamer is gehoord.

De feiten wijzen uit dat [minderjarige01] sinds mei 2022 niet bij haar gezaghebbende ouder verblijft en momenteel in een open groep verblijft. De Raad heeft geconstateerd dat [minderjarige01] moeite heeft met het uiten van haar emoties en dat er zorgen zijn over haar veiligheid, gezien haar neiging tot weglopen en zelfbeschadiging. De moeder van [minderjarige01] werkt mee aan de hulpverlening, maar de Raad vreest dat zij overbelast is en niet in staat is om de juiste beslissingen voor haar dochter te nemen. De kinderrechter oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, gezien de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [minderjarige01].

De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en haar gedurende zes maanden uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/643088 / JE RK 23-351
Datum uitspraak: 16 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 22 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] , Polen,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder :
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 16 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder;
- [naam01] , namens de Raad;
- [naam02] en [naam03] , namens de gecertificeerde instelling;
- mevrouw [naam04] , namens het Centrum voor Jeugd en Gezin.
[minderjarige01] is op 16 maart 2023 in raadkamer gehoord.

Feiten

-De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk op een open groep in [verblijfplaats01] .

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van zes maanden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag. [minderjarige01] heeft veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt in haar verleden, waaronder grensoverschrijdend gedrag en forse ruzies met haar moeder. [minderjarige01] lijkt hier niet goed over te kunnen praten en zij heeft moeite bij het uiten van haar emoties. Wanneer ze hiermee worstelt, komt het voor dat ze wegloopt of doet aan zelfbeschadiging. Zij heeft hier nog geen hulpverlening voor ontvangen. [minderjarige01] laat zelfbepalend gedrag zien, waarbij het voorkomt dat zij dagenlang vermist is en er zorgen zijn om haar veiligheid. De Raad is bezorgd dat ze door deze aanhoudende zorgen niet kan toekomen aan ontwikkelingstaken en is van mening dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling. De moeder werkt mee aan de hulpverlening in het vrijwillig en in het gedwongen kader. De Raad stelt echter wel dat het moeilijk is voor moeder om zich in te leven in de belevingswereld van [minderjarige01] . Zij lijkt overbelast en de Raad vraagt zich af of de moeder de juiste beslissingen voor [minderjarige01] kan maken. Dit maakt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
Een machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk omdat [minderjarige01] sinds mei 2022 niet bij haar gezaghebbende ouder verblijft en de Raad een ondertoezichtstelling verzoekt. Nu [minderjarige01] door de eerdergenoemde problemen het gezag van moeder niet accepteert, is het voor haar niet mogelijk om thuis te wonen.
De moeder heeft ter zitting aangegeven volledig achter het verzoek te staan. De moeder is van mening dat [minderjarige01] nog niet voldoende tijd heeft gespendeerd bij [verblijfplaats01] en dat de begeleiding haar nog goed moeten leren kennen. De schoolgang en de dagbesteding van [minderjarige01] zijn haar grootste zorg en hier moet dan ook hulpverlening voor worden ingezet. De moeder geeft aan open te staan voor alle hulpverlening en iemand nodig te hebben die objectief met haar meekijkt en haar helpt met het nemen van de juiste beslissingen voor [minderjarige01] .

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige01] heeft in het verleden veel meegemaakt en zij heeft hulp nodig om dit te verwerken. Daarnaast zijn er zorgen over het wegloopgedrag en dat zij zichzelf kan beschadigen. De moeder heeft aangegeven alle hulpverlening te willen accepteren en heeft dat tot dusverre ook laten zien. De inzet van hulpverlening in het vrijwillige kader heeft echter niet geleid tot een duurzame verbetering van de situatie. Het is duidelijk geworden dat er noodzaak bestaat voor een jeugdbeschermer die, met de benodigde kennis en ervaring, meekijkt om het welzijn van [minderjarige01] te garanderen en erop toeziet dat de relatie tussen de moeder en [minderjarige01] goed is en blijft. In het kader van de ondertoezichtstelling kan een jeugdbeschermer onderzoeken welke hulpverlening noodzakelijk is, voor [minderjarige01] en voor de moeder-kindrelatie, en deze inzetten. Een ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden is hiervoor dan ook passend.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn en overweegt hiertoe als volgt. Een thuisplaatsing van [minderjarige01] is op dit moment geen optie. Een machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk zodat het verblijf van [minderjarige01] bij [verblijfplaats01] de komende periode kan worden gewaarborgd.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 16 maart 2023 tot 16 maart 2024 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 16 maart 2023 tot 16 september 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.