ECLI:NL:RBDHA:2023:42
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening kinderopvangtoeslag wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die betrokken is bij de kinderopvangtoeslagaffaire. Verzoekster had een aanvullende schadevergoeding aangevraagd bij de Commissie Werkelijke Schade, na terugvorderingen van kinderopvangtoeslag die hebben geleid tot problematische schulden. De Belastingdienst/Toeslagen had haar een compensatie van € 70.327,- toegekend, maar verzoekster was van mening dat zij recht had op een hogere schadevergoeding en vroeg om een voorschot, omdat zij dreigde te worden uitgezet uit haar huis.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In deze zaak was er geen acute financiële nood of onomkeerbare situatie, zoals faillissement, die een dergelijke spoed rechtvaardigde. De voorzieningenrechter merkte op dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van de Belastingdienst nader onderzoek vereist, wat niet past binnen de procedure voor een voorlopige voorziening.
Verzoekster had ook gevraagd om een dwangsom, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet aan de orde was, omdat het niet ging om het uitblijven van een besluit over de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Tot slot werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, in aanwezigheid van griffier mr. M. de Graaf, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2023.