ECLI:NL:RBDHA:2023:4220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.7637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Marokkaanse vreemdeling met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, die op 23 november 2022 de maatregel van bewaring opgelegd kreeg, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte op basis van het digitale dossier en de overgelegde stukken. De rechtbank overweegt dat de eiser, geboren op een onbekende datum, lange tijd niet heeft meegewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko, wat heeft geleid tot de afsluiting van een eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om de eerste aanvraag te hervatten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: K. van Maastricht).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt
dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van
het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom
staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het eerdere beroep tegen het voortduren van deze maatregel, 7 februari 2023, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onzorgvuldig en onvoldoende voortvarend handelt. Hiertoe voert eiser aan dat verweerder de oude LP [2] -aanvraag, welke eerder is afgesloten vanwege het gebrek aan vingerafdrukken van eiser, kan hervatten, omdat de vingerafdrukken nu wel voorhanden zijn. Nu verweerder dat niet heeft gedaan en een nieuwe LP-aanvraag heeft ingediend op 15 februari 2023 zal deze aanvraag opnieuw een lang traject belopen, terwijl eerder een langdurige aanvraag heeft gelopen. Doordat verweerder de LP-aanvraag niet aan het dossier heeft toegevoegd, kan niet gecontroleerd worden op welke wijze deze is ingediend. Tot slot voert eiser aan dat verweerder langer dan een maand geen vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd.
5. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder sinds het sluiten van het onderzoek in het tweede beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring op 10 februari 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd. Ook blijkt uit dit voortgangsrapport dat eiser na zijn voortdurende weigering om vingerafdrukken af te staan, op 10 februari 2023 heeft verklaard dat hij daaraan alsnog zal meewerken. Op 13 februari 2023 zijn eisers vingerafdrukken afgenomen en op dezelfde dag doorgestuurd naar de DIA. [3] Op 15 februari 2023 is een nieuwe LP-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Tot slot blijkt uit dit voortgangsrapport dat verweerder op 24 februari 2023 een schriftelijk rappel heeft gestuurd aan de Marokkaanse autoriteiten.
6. De rechtbank is van oordeel dat uit deze informatie van verweerder niet blijkt dat hij onvoldoende voortvarend dan wel onzorgvuldig handelt. Anders dan eiser stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de eerste LP-aanvraag te hervatten. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser lange tijd niet wilde meewerken aan zijn uitzetting naar Marokko, zodat verweerder ook terecht de eerste (langlopende) LP-aanvraag heeft afgesloten. Pas op 10 februari 2023 heeft eiser verklaard dat hij alsnog wilde meewerken door zijn vingerafdrukken af te geven. Verweerder heeft kort na de ontvangst van eisers vingerafdrukken een nieuwe LP-aanvraag ingediend. Dat deze nieuwe LP-aanvraag mogelijk lang zal duren, kan niet aan verweerder worden toegerekend, nu eisers eerdere weigering om mee te werken ertoe heeft geleid dat de eerste LP-aanvraag moest worden afgesloten. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om verweerder te verzoeken de nieuwe LP-aanvraag aan het digitale dossier toe te voegen. Ook in het feit dat verweerder op 10 februari 2023 voor het laatst een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser ziet de rechtbank, gelet op het voorgaande, geen aanleiding tot het oordeel dat onvoldoende voortvarend wordt gehandeld.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp. Middelburg 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13392, 5 januari 2023,
2.Laissez-passer.
3.Directie Internationale Aangelegenheden.