ECLI:NL:RBDHA:2023:4224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1641, NL23.2146 en NL23.2147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen – alsnog ingewilligd – proceskosten – samenhangende zaken

In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend op 23 maart 2023 en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, was op 3 maart 2023 genomen, waarbij de aanvraag was ingewilligd. Na het inwilligen van de aanvraag hebben de verzoekers hun beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de verzoekers zijn tegemoetgekomen, zijn de verzoeken kennelijk gegrond.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in drie samenhangende zaken. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat de beroepen enkel betrekking hadden op het niet tijdig nemen van een besluit. Tevens is opgemerkt dat verzoekster IIII vrijgesteld is van het betalen van griffierecht, waardoor verweerder niet verplicht is het griffierecht te vergoeden in de zaak met zaaknummer NL23.2147.

De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier W. van Loon, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.1641, NL23.2146 en NL23.2147

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer 1] , verzoekster I

[naam 2], V-nummer: [nummer 2] , verzoekster II
[naam 3], V-nummer: [nummer 3] , verzoeker I
[naam 9], V-nummer: [nummer 9] , verzoeker II
[naam 5], V-nummer: [nummer 5] , verzoekster III
[naam 6], V-nummer: [nummer 6] , verzoeker III
[naam 7], V-nummer: [nummer 7] , verzoeker IIII
[naam 8], V-nummer: [nummer 8] , verzoekster IIII
hierna tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroepen ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvraag van 23 maart 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Bij besluit van 3 maart 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoekers ingewilligd.
Verzoekers hebben de beroepen ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekers heeft besloten en deze aanvraag hangende de beroepen tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan de beroepen van verzoekers tegemoetgekomen.
3. De verzoeken worden als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in drie samenhangende zaken vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien de beroepen alleen zien op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden. Deze verplichting volgt rechtstreeks uit de wet, zodat een uitspraak van de rechtbank daaromtrent niet nodig is. Verzoekster IIII is, wegens betalingsonmacht, vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden in de zaak met zaaknummer NL23.2147.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 418,50 (
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.