ECLI:NL:RBDHA:2023:4232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning asiel na lange termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Ivoriaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had in 2012 twee besluiten ontvangen waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd werd afgewezen en zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd ingetrokken. Eiser heeft pas op 5 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat negen jaar na de besluiten was. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend en er geen verschoonbare reden was voor de vertraging.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 9 maart 2023 behandeld. Eiser voerde aan dat hij tijdens zijn vakantie in Ghana in 2012 was beroofd en ontvoerd, waardoor hij niet op de hoogte was van de besluiten en niet eerder bezwaar kon maken. De staatssecretaris stelde echter dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat er geen bezwaar openstond tegen de besluiten van 23 mei 2012, en dat het beroep in plaats daarvan als een beroepschrift behandeld had moeten worden.
De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet binnen de wettelijke termijn van vier weken beroep had ingesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare reden was voor de vertraging en dat de gebeurtenissen die eiser aanvoerde niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.