ECLI:NL:RBDHA:2023:4235
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker op 7 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar van 15 juli 2022, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 28 februari 2023 het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verzoeker heeft verweerder op 31 januari 2023 in gebreke gesteld, welke ingebrekestelling op 1 februari 2023 door verweerder is ontvangen. Volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroepschrift te vroeg is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was nog niet verstreken op het moment van indiening. De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.