ECLI:NL:RBDHA:2023:4235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.3796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoeker op 7 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar van 15 juli 2022, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 28 februari 2023 het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verzoeker heeft verweerder op 31 januari 2023 in gebreke gesteld, welke ingebrekestelling op 1 februari 2023 door verweerder is ontvangen. Volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroepschrift te vroeg is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was nog niet verstreken op het moment van indiening. De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3796

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 7 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar van 15 juli 2022 tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf.
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft verweerder op 31 januari 2023 in gebreke gesteld. Verweerder heeft deze op 1 februari 2023 ontvangen. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid en onder b, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld.
In dit geval ving de termijn aan op 1 februari 2023 en viel de laatste dag van deze termijn op 15 februari 2023. Het beroepschrift is ingediend op 7 februari 2023. De termijn van twee weken was toen nog niet verstreken. Het beroepschrift is dus te vroeg ingediend. De rechtbank zou het beroep daarom niet-ontvankelijk hebben verklaard als het niet was ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt.
3. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.