Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 4 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend in het kader van nareis op 13 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 3 maart 2023 de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de veroordeling van de verweerder in de proceskosten geregeld volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien de verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat de verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Tevens is verzoekster vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de verweerder niet verplicht is om dit te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.