ECLI:NL:RBDHA:2023:4243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben verzoekers op 4 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvragen van 4 mei 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 22 februari 2023 de aanvragen van verzoekers ingewilligd. Verzoekers hebben vervolgens hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers om vrijstelling van het griffierecht hebben verzocht vanwege betalingsonmacht, en dit verzoek is voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Daarnaast is de veroordeling van de verweerder in de proceskosten aan de orde gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, omdat de verweerder niet tijdig op de aanvragen heeft beslist en deze aanvragen hangende het beroep zijn ingewilligd, de verweerder geheel aan het beroep van verzoekers tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Tot slot heeft de rechtbank opgemerkt dat verzoekers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de verweerder niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.302

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer 1], verzoeker

[naam 2], V-nummer: [nummer 2]
tezamen te noemen: verzoekers
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 3], V-nummer: [nummer 3]
[naam 4], V-nummer: [nummer 4]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Neuhaus).

Procesverloop

Verzoekers hebben op 4 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvragen van 4 mei 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Bij besluit van 22 februari 2023 heeft verweerder de aanvragen van verzoekers ingewilligd.
Verzoekers hebben het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Verzoekers hebben dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvragen van verzoekers heeft besloten en deze aanvragen hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekers tegemoetgekomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank wijst erop dat verzoekers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 418,50 (
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.