ECLI:NL:RBDHA:2023:4247
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en proceskostenvergoeding na niet tijdig beslissen
In deze zaak hebben verzoekers, die asiel hebben aangevraagd, op 21 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op 1 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 10 maart 2023 drie afzonderlijke besluiten genomen waarbij de asielaanvragen van de verzoekers zijn ingewilligd. Na deze inwilliging hebben de verzoekers hun beroepen ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de asielaanvragen heeft beslist en deze aanvragen hangende de beroepen zijn ingewilligd, is de verweerder geheel tegemoetgekomen aan de beroepen van de verzoekers.
De verzoeken zijn als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de door verzoekers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor ‘licht’, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.