ECLI:NL:RBDHA:2023:4313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
AWB 22/5203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft Hopeway B.V. beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 juli 2022 was genomen. Dit besluit werd op 5 december 2022 ingetrokken, maar eiseres was van mening dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar. Eiseres heeft de rechtbank op 7 december 2022 geïnformeerd dat er nog steeds geen beslissing was genomen en heeft daarop beroep ingesteld. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd, is het onderzoek gesloten zonder zitting.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 26 juli 2022, omdat dit besluit was ingetrokken. Het beroep dat gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit is echter gegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken een nieuw besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten toegekend, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiseres moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 22/5203Rectificatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

Hopeway B.V., gevestigd in Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. de Bruin)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend tegen het besluit van verweerder van 26 juli 2022.
Verweerder heeft dit besluit ingetrokken op 5 december 2022. Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 7 december 2022 laten weten dat verweerder nog steeds niet opnieuw heeft beslist op haar bezwaar en dat zij het daar niet mee eens is. Zij gaat nu in beroep omdat verweerder niet op tijd heeft beslist.
Verweerder heeft op 19 december 2022 op deze brief gereageerd. Eiseres heeft vervolgens op 27 december 2022 een brief met een nadere reactie aan de rechtbank gestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]
Heeft eiser nog procesbelang bij het beroep tegen het besluit van 26 juli 2022?
2. Omdat verweerder het besluit van 26 juli 2022 heeft ingetrokken, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van het beroep dat is gericht tegen dat besluit. Door die intrekking kan eiseres immers niet bereiken dat de rechtbank beoordeelt of verweerder de erkenning van eiseres als referent heeft mogen intrekken. Eiseres heeft dus geen procesbelang en het beroep is daarom in zoverre niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
3. Het beroep is mede gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. [2]
4. Soms kan van iemand niet worden verwacht dat er eerst een ingebrekestelling wordt gestuurd. Dat is in dit geval zo, omdat verweerder het besluit van 26 juli 2022 heeft ingetrokken en het niet redelijk is om dan van eiseres te verwachten dat zij een ingebrekestelling aan verweerder stuurt.
5. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft bij uitspraak van 31 mei 2022 [3] bepaald dat verweerder binnen acht weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn opnieuw een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank heeft geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren, zoals door eiseres is verzocht. Het bestuursorgaan moet dit nieuwe besluit in principe nemen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. [4]
8. Verweerder heeft in de brief van 19 december 2022 gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn rechtvaardigen. [5] Verweerder is momenteel in afwachting van een document van RVO en zal na ontvangst daarvan aan eiseres nog een herstelverzuim bieden voor het overleggen van bewijsmiddelen over haar continuïteit en solvabiliteit. Die stukken zullen vervolgens worden overgedragen aan RVO voor beoordeling en advies. Verweerder kan geen termijn geven waarbinnen een nieuw besluit wordt genomen. Hij verzoekt om aanhouding van het beroep en om over acht weken bij verweerder te informeren naar de stand van zaken.
9. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is voor een langere beslistermijn. Het bezwaarschrift dateert al uit 2019 en de vertraging is geheel te wijten aan verweerder. Voor zover de rechtbank wel een langere beslistermijn bepaalt, verzoekt eiseres om die termijn te laten ingaan op 19 december 2022.
10. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken in dit geval voor verweerder te kort is, gezien het feit dat (in ieder geval) gewacht moet worden op een advies van RVO. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank daarom sprake van een bijzonder geval.
11. De rechtbank verleent verweerder daarom een
termijn van zes wekenna de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om die termijn te laten ingaan op 19 december 2022, zoals door eiseres is gevraagd. Tegelijkertijd ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de zaak aan te houden of om een langere termijn te verlenen, zoals verweerder wil. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verweerder het bezwaarschrift niet met de van hem te verwachten voortvarendheid heeft behandeld. Het bezwaarschrift dateert van 22 februari 2019. Er is ondertussen meerdere keren advies gevraagd aan RVO en er zijn meerdere besluiten op bezwaar genomen. Eén keer eerder heeft verweerder het besluit hangende een beroepsprocedure al ingetrokken en heeft toen van de rechtbank een termijn van twaalf weken gekregen om opnieuw te beslissen [6] . Het door eiseres tegen dat besluit ingestelde beroep is vervolgens gegrond verklaard vanwege een onzorgvuldige voorbereiding. Daarna heeft er wederom advisering plaatsgevonden door RVO en is het besluit genomen dat nu door verweerder is ingetrokken.
12. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen.
Redelijke termijn
13. Omdat de bestuurlijke fase nog niet is afgerond, kan de rechtbank niet beoordelen of en in welke mate de redelijke termijn is overschreden in deze procedure. Het verzoek om schadevergoeding van eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn wijst de rechtbank daarom af.
Proceskosten en griffierecht
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder daarnaast het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 26 juli 2022 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond;
-draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 13 februari 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:981.