In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Burkinese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 maart 2023, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 22 maart 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser, en voor het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van zijn asielaanvraag.
Eiser betwistte de zware grond van de maatregel, stellende dat hij op legale wijze Nederland was binnengekomen met een geldig visum. De rechtbank oordeelde echter dat de zware gronden, waaronder het onterecht niet melden van zijn verblijf en het niet beschikken over identificerende documenten, voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, vooral gezien zijn eerdere ervaringen met de asielprocedure. Eiser had verzocht om een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was onderbouwd en dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.