ECLI:NL:RBDHA:2023:4318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
NL23.7428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Burkinese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 maart 2023, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 22 maart 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser, en voor het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van zijn asielaanvraag.

Eiser betwistte de zware grond van de maatregel, stellende dat hij op legale wijze Nederland was binnengekomen met een geldig visum. De rechtbank oordeelde echter dat de zware gronden, waaronder het onterecht niet melden van zijn verblijf en het niet beschikken over identificerende documenten, voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, vooral gezien zijn eerdere ervaringen met de asielprocedure. Eiser had verzocht om een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was onderbouwd en dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7428

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.E. Koning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Burkinese nationaliteit.
Staandehouding
2. Eiser meent dat de AVIM [2] ten onrechte is ingeschakeld nadat hij werd staandegehouden tijdens een verkeerscontrole. Hij beschikte niet over een paspoort, maar dat is volgens eiser onvoldoende reden om de AVIM te waarschuwen.
3. In het proces-verbaal bevindingen van 10 maart 2023 staat dat eiser tijdens de verkeerscontrole heeft aangegeven dat hij geen identificerende documenten kon overleggen. Na het verstrekken van zijn persoonsgegevens heeft onderzoek plaatsgevonden in het systeem. Hieruit bleek dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft. Daarom heeft de verbalisant terecht de AVIM ingeschakeld.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser betwist in beroep de zware grond 3a. Hij meent ten tijde van zijn inreis in het bezit te zijn geweest van een geldig visum, afgegeven door de Franse autoriteiten. Eiser stelt daarom dat hij Nederland op legale wijze is binnengekomen.
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiser de grondslag van de maatregel van bewaring niet heeft betwist. De rechtbank acht de grondslag juist omdat eiser tijdens het gehoor voorafgaande aan de maatregel heeft verklaard dat hij asiel wil aanvragen. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder de zware grond 3a terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze grond zich feitelijk voordoet. [5] Uit het EU-vis [6] blijkt dat eiser op 12 november 2018 door de Franse autoriteiten in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, geldig van 12 november 2018 tot en met 11 december 2018. Eiser is veel later pas naar Nederland gereisd. [7] Eiser was bij zijn binnenkomst in Nederland dus niet in het bezit van een geldig visum. De zware grond 3b acht de rechtbank eveneens feitelijk juist. Deze is ook voldoende gemotiveerd in de maatregel van bewaring. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Lichter middel
7. Eiser stelt dat verweerder dient te volstaan met het toepassen van een lichter middel. Hij is zich bewust van het feit dat hij zich beschikbaar dient te houden voor zijn asielprocedure, in tegenstelling tot zijn vorige procedure. Hij wil zijn asielaanvraag dan ook in vrijheid kunnen afwachten.
8. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om dit risico te ondervangen. Daarbij is van belang dat eiser zich tijdens zijn vorige asielprocedure in 2021 ook aan het toezicht heeft onttrokken en zijn illegale verblijf in Nederland sindsdien niet meer heeft gemeld bij de autoriteiten. Eisers stelling dat hij inmiddels weet dat hij zich beschikbaar dient te houden doet daar niet aan af. Verder heeft verweerder eisers persoonlijke en medische omstandigheden voldoende meegewogen en terecht geconcludeerd dat niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken.
Ambtshalve toets [8]
9. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
6.Visa Information System van de Europese Unie.
7.Tijdens het gehoor op 9 maart 2023 voorafgaande aan de maatregel van bewaring verklaarde hij dat hij in 2020 in Amsterdam zijn paspoort was kwijtgeraakt. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 verklaarde hij dat hij in 2021 Nederland was ingereisd. In de maatregel staat dat eiser op 20 juli 2021 in Breda is aangekomen met de internationale trein uit Antwerpen en daar door de Koninklijke Marechaussee is aangehouden. Eiser heeft dat niet bestreden.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.