ECLI:NL:RBDHA:2023:4328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM en mvv-vereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiser, een Surinaamse nationaliteitdrager, had eerder een terugkeerbesluit opgelegd gekregen en was in het verleden uitgezet naar Suriname, maar keerde direct daarna terug naar Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en een geldig paspoort. Eiser had in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn bijzondere omstandigheden als oud-Nederlander, maar de rechtbank oordeelde dat deze beroepsgrond niet was geconcretiseerd en dat eiser niet had aangetoond dat hij onafgebroken in Nederland verbleef.
De rechtbank merkte op dat eiser onvoldoende had gemotiveerd waarom zijn situatie bijzonder was en dat hij niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een noodpaspoort voldeed. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser had ook niet onderbouwd welke inspanningen hij had ondernomen om aan een (nood)paspoort te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 maart 2023.