ECLI:NL:RBDHA:2023:4328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM en mvv-vereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiser, een Surinaamse nationaliteitdrager, had eerder een terugkeerbesluit opgelegd gekregen en was in het verleden uitgezet naar Suriname, maar keerde direct daarna terug naar Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en een geldig paspoort. Eiser had in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn bijzondere omstandigheden als oud-Nederlander, maar de rechtbank oordeelde dat deze beroepsgrond niet was geconcretiseerd en dat eiser niet had aangetoond dat hij onafgebroken in Nederland verbleef.

De rechtbank merkte op dat eiser onvoldoende had gemotiveerd waarom zijn situatie bijzonder was en dat hij niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een noodpaspoort voldeed. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser had ook niet onderbouwd welke inspanningen hij had ondernomen om aan een (nood)paspoort te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22701
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM’ afgewezen. Tevens is de maatregel tot ongewenstverklaring opgeheven en is aan eiser een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Bij besluit van 11 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.10685, op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afwezigheid, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank ziet, mede op basis van de verstrekte gegevens, aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1967 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Bij besluit van 24 december 2021 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 5 januari 2022 is het beroep van eiser tegen
dit terugkeerbesluit ongegrond verklaard1. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 januari 2022 is het hoger beroep van eiser ongegrond verklaard.
4. Op 4 mei 2022 heeft eiser onderhavige aanvraag ingediend. Eiser verblijft - naar eigen zeggen - sinds 1988 in Nederland. In 1999 is eiser uitgezet naar Suriname. Eiser is direct daarna teruggekeerd naar Nederland.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning omdat hij niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Tevens is de aanvraag afgewezen omdat eiser niet beschikt over een geldig paspoort.
6. Eiser verwijst in beroep naar hetgeen is aangevoerd in de voorfase zonder nader te concretiseren of motiveren op welke punten het bestreden besluit ontoereikend is. De rechtbank is van oordeel dat een herhaling van de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd en waarop verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd, niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal hierop dan ook niet verder ingaan.
7. Eiser stelt verder dat sinds de maatregel van bewaring is opgeheven, de situatie van oud-Nederlanders uit Suriname die sinds jaar en dag in Nederland verblijven breed onder de aandacht is gebracht. In plaats van de zaak te behandelen als iedere andere willekeurige aanvraag voor een verblijfsvergunning had verweerder meer aandacht kunnen en moeten bieden aan deze bijzondere omstandigheden en deze kenbaar moeten betrekken bij de besluitvorming, aldus eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond op geen enkele wijze is geconcretiseerd. Eiser maakt niet duidelijk wanneer, waar of door wie de situatie van
oud-Nederlanders uit Suriname die sinds jaar en dag in Nederland verblijven breed onder de aandacht is gebracht. Helder is wel dat dat in ieder geval niet is gebeurd door (de gemachtigde van) eiser. Daarnaast heeft eiser in bezwaar en beroep onvoldoende gemotiveerd waarom zijn omstandigheden bijzonder zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij van 1999 tot heden onafgebroken in Nederland heeft verbleven. Eiser heeft ook het gestelde privéleven en familieleven op geen enkele manier onderbouwd. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank merkt hierbij nog op dat als eiser in aanmerking wil komen voor een vergunning als oud-Nederlander hij een daartoe strekkende aanvraag zal moeten indienen.
9. Eiser stelt tot slot dat de Surinaamse autoriteiten zelf hebben aangegeven dat zij eerst een reisdocument kunnen afgeven als verweerder de mogelijkheid van legalisering van het verblijf van eiser in Nederland heeft onderzocht. Eiser verwijst hierbij op de brief van het Surinaamse Consulaat van 21 april 2022, waaruit dat volgt.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag tevens is afgewezen omdat eiser niet beschikt
over een paspoort. Eiser heeft niet onderbouwd welke inspanningen hij heeft ondernomen om aan een (nood)paspoort te komen. De verwijzing naar de brief van het Surinaamse Consulaat leidt niet tot een ander oordeel omdat hieruit juist blijkt dat de autoriteiten wel goedkeuring verlenen voor de afgifte van een noodpaspoort aan eiser als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Door verweerder is er terecht op gewezen dat door eigen toedoen van eiser geen reisdocument is afgegeven door de Surinaamse autoriteiten.
Verweerder brengt naar voren dat er in verband met die genoemde voorwaarden contact is geweest tussen verweerder en de Dienst Terugkeer &Vertrek (DT&V). Om tegemoet te komen aan de eerste voorwaarde is toegezegd onderhavige aanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen, wat verweerder ook heeft gedaan. Verder heeft DT&V op 17 mei 2022 ook onderzoek gestart naar de mogelijkheden om aan de overige twee voorwaarden te voldoen en de Surinaamse adviseur voor re-integratie en opvang gevraagd om voor eiser een
re-integratie-programma op te stellen waarbij wordt voldaan aan genoemde eisen. Na het opheffen van de inbewaringstelling is aan eiser een meldplicht opgelegd. Hiertoe heeft eiser een adres opgegeven waarvan hij stelde dat hij daar bij zijn familie zou verblijven. Nadat eiser echter niet voldeed aan de meldplicht, is dit adres bezocht en geconstateerd dat de bewoners verklaarden eiser niet te kennen. Sindsdien is onbekend waar eiser verblijft waardoor het niet mogelijk is aan de voorwaarden gesteld door de Surinaamse autoriteiten te voldoen. De rechtbank concludeert dat verweerder zich tot het uiterste heeft ingespannen om te voldoen aan de voorwaarden, maar dat eiser hieraan geen medewerking verleent en zich wel op die brief met de genoemde voorwaarden beroept. Het is dus aan hemzelf te wijten dat er geen noodpaspoort aan hem wordt verstrekt. Ook deze grond faalt dan ook.
11. Tot slot wordt nog het volgende opgemerkt. De rechtbank stelt vast dat eiser een zeer summier beroepschrift heeft ingediend: er zijn slechts zes zinnen die de inhoud betreffen. Verder zijn de beroepsgronden op geen enkele wijze geconcretiseerd of onderbouwd. Daarnaast wordt wel een beroep gedaan op de brief van het Surinaamse Consulaat, maar is het aan eiser zelf te wijten dat hij niet aan de daarin genoemde voorwaarden voldoet. Vervolgens hebben eiser en zijn gemachtigde zich de avond voor de zitting afgemeld. Er is uitgebreid aandacht geweest in de samenleving voor de lange doorlooptijden van zaken die voor de rechter komen en de beperkte capaciteit die er is om zaken af te doen. Het zou dan ook goed zijn als de rechtbank meer (wettelijke) mogelijkheden had om deze zaak niet (ter zitting) te behandelen om de ruimte anders te benutten. Er ligt daarnaast ook een verantwoordelijkheid bij de procespartijen om bij (het starten van) een procedure de schaarste waarmee de rechtbank te maken heeft, in ogenschouw te nemen. Het is immers in ieders belang dat iedere zaak de aandacht krijgt die het verdient.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.