ECLI:NL:RBDHA:2023:4371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
NL22.15350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van ongeloofwaardigheid relatie met getrouwde vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Jordaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend op basis van een relatie met een getrouwde vrouw en de problemen die hij als gevolg daarvan had ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag op 13 juli 2022 had afgewezen, omdat de relatie ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met verklaringen over bedreigingen en geweldsincidenten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen inconsistent en niet onderbouwd waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over de relatie met de getrouwde vrouw en de daaruit voortvloeiende problemen als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser had wisselend verklaard over de omstandigheden van de relatie en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Jordanië te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris dan ook terecht geacht en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15350

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: 2827045835
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

ProcesverloopBij besluit van 13 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is van Jordaanse nationaliteit en geboren op [datum] . Eiser heeft op 2 december 2018 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend.
2. Hij heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat hij een relatie kreeg met een getrouwde vrouw gedurende een periode van zes jaar. De familie van de vrouw is achter hun relatie gekomen en is vervolgens mishandeld door twee broers van de vrouw waarmee hij een relatie had, waarna de zaak naar de rechtbank is gegaan. Eiser is vervolgens gedwongen om de aanklacht in te trekken, aldus eiser. De zaak is daarom uiteindelijk niet in behandeling genomen op grond van verzoening, aldus eiser. De problemen bleven buiten de rechtbank doorgaan, waarbij eiser naar eigen zeggen, zowel telefonisch als fysiek is bedreigd. Volgens eiser heeft de familie van de vrouw tot twee keer toe criminelen op hem afgestuurd, om hem wat aan te doen. Deze geweldsincidenten hebben trauma’s veroorzaakt bij eiser. Als gevolg hiervan heeft eiser onder behandeling van een psychiater gestaan en heeft eiser uiteindelijk het land verlaten.
Besluitvorming
3. Bij besluit van 8 juli 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Op 5 augustus 2021 heeft betrokkene vervolgens tegen de beschikking van 8 juli 2021 beroep ingediend. Op 23 december 2021 heeft verweerder het besluit van 8 juli 2021 ingetrokken, teneinde een aanvullend gehoor af te nemen.
3.1.
Vervolgens heeft er op 12 april 2022 een aanvullend gehoor plaatsgevonden. Op dit gehoor zijn namens eiser correcties en aanvullingen ingediend.
4. Op 1 juni 2022 heeft verweerder opnieuw een voornemen uitgebracht om de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eveneens heeft verweerder het voornemen geuit om eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 juncto artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en om eiser geen uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Relatie met getrouwde vrouw;
3. Problemen vanwege deze relatie.
4.1.
Eiser wordt door verweerder gevolgd in zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Het tweede en derde element heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser daadwerkelijk een relatie had met een gehuwde vrouw en daardoor kan eiser niet worden gevolgd in zijn verklaringen dat hij als gevolg van die relatie problemen gehad heeft. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Jordanië heeft te vrezen voor vervolging dan wel ernstige schade, aldus verweerder.
5. Bij brief van 1 juli 2022 heeft eiser zijn zienswijze op het voornemen uitgebracht. Verweerder heeft vervolgens zijn voornemen gehandhaafd in het bestreden besluit. Verweerder is hierin ingegaan op de bij zienswijze naar voren gebrachte argumenten van eiser.
5.1.
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen namens hem in dat verband is aangevoerd, wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.
Ten aanzien van de relatie.
6. In het voornemen van 15 mei 2021 heeft verweerder zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat eiser vooralsnog wordt gevolgd dat hij in Jordanië een relatie had met een getrouwde vrouw. Bij besluit van 23 december 2021 heeft verweerder de beschikking van 8 juli 2021 ingetrokken en hierdoor valt de procedure terug in de fase van het voornemen en de zienswijze. Eiser is vervolgens op 14 april 2022 aanvullend gehoord en heeft een nieuw besluit genomen. In het voornemen van 1 juni 2022 is verweerder opnieuw ingegaan op de asielaanvraag van eiser. Anders dan eiser stelt, heeft hij daarin concreet uiteengezet op grond waarvan hij tot de conclusie komt dat eiser niet langer wordt gevolgd in zijn verklaringen dat hij een relatie had met een getrouwde vrouw en acht de relatie van eiser met een getrouwde vrouw niet aannemelijk. Zo noemt verweerder in het bestreden besluit dat eiser wisselend heeft verklaard over de gevolgen van zijn handelingen. Voorts wijst verweerder op de wijze hoe invulling is gegeven aan de relatie en dat niet valt in te zien hoe eiser een jarenlange buitenechtelijke relatie in stand heeft kunnen houden met een gehuwde vrouw die jonge kinderen heeft. Ook heeft verweerder de oppervlakkige en summiere verklaringen van eiser omtrent de relatie meegewogen. De stelling van eiser dat de beoordeling getuigt van willekeur, omdat verweerder de relatie de getrouwde vrouw eerder wel geloofwaardig heeft geacht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Verweerder heeft , na een aanvullend gehoor, het nadere standpunt uitvoerig uiteengezet op grond waarvan hij tot deze conclusie is gekomen; dit standpunt kan de rechtbank billijken, daartoe overweegt zij het volgende.
6.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser in het gehoor oppervlakkig en summier heeft verklaard over hoe het tot een relatie is gekomen en hoe zij een invulling gaven aan de relatie. Zo verklaart eiser dat hij over de periode van 2010 tot eind 2016 of begin 2017 een relatie heeft gehad van 3 jaar. Wanneer de gehoormedewerker vraagt hoe deze relatie is ontstaan en hoe het zover is gekomen dat zij met elkaar hebben afgesproken blijft eiser steken bij de verklaring dat de vouw in de zaak kwam en met hem begon te flirten en hij gaf haar aandacht en hield van haar. Eiser geeft met zijn verklaringen geen inzicht in hoe de relatie is ontstaan en wat eiser hiervoor heeft gedaan, in de vijf maanden van hun eerste ontmoeting tot de eerste date. Ook geeft eiser met zijn verklaring geen inzicht over de invulling van de relatie. Eiser verklaart hierover dat zij soms in openbare gelegenheden en soms bij haar thuis afspraken, maar betrokkene laat het na om inzicht te geven in wat zij samen ondernamen en welke invulling hun relatie verder had.
6.2.
Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over essentiële onderdelen. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het nader gehoor op de vraag hoe de broers van de vrouw erachter zijn gekomen dat hij zij een relatie hadden, heeft geantwoord dat haar broer een bericht van eiser heeft gelezen op de telefoon van de vrouw, waarna de broer haar in de gaten heeft gehouden. Eiser heeft vervolgens in de correcties en aanvullingen aangegeven, zonder nadere toelichting, dat de man van de vrouw er waarschijnlijk achter is gekomen doordat hij berichten van eiser in haar telefoon heeft gelezen, en dat de broers via de man zijn ingelicht. Later heeft eiser in het aanvullende gehoor verklaard dat de man van de vrouw er achter is gekomen doordat hij eisers naam in haar telefoon vond. Naar aanleiding van die naam heeft hij druk op haar uitgevoerd en heeft vervolgens de familie verteld over de relatie. Deze verklaring wijkt af met de eerdere verklaringen die door eiser zijn gegeven en met elkaar in tegenspraak. Dat eiser in de correcties en aanvullingen heeft aangegeven dat de man van de vrouw er waarschijnlijk achter is gekomen doordat hij berichten van eiser heeft gelezen, maakt dit niet anders.
Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte opgemerkt dat deze correctie zodanig is, gelet op de verklaringen in het nader gehoor, dat van eiser mocht worden verlangd dat hij zou motiveren om welke reden eiser zich op dit punt heeft vergist. Niet is inzichtelijk geworden waarom de verklaringen van eiser in het nader gehoor en het aanvullende gehoor, tezamen met de correcties en aanvullingen, niet met elkaar stroken. Ook is niet gebleken dat dat er sprake was van misvatting of verkeerd vertaling in het gehoor. Door het ontbreken van een verklaringen voor die correcties, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen die gecorrigeerd waren met de correcties en aanvullingen niet allemaal hoefde mee te nemen in het besluit. Verweerder zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat deze tegenstrijdigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eiser, vooral omdat deze verklaringen zien op een belangrijke gebeurtenis.
6.3.
Voorts heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser wisselend verklaard over het gevaar van de relatie. Immers, zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij niet had verwacht dat hun relatie zo’n groot probleem zou worden en dat het zo zou escaleren. Dit terwijl hij eveneens heeft verklaard dat zij voorzichtig en behoedzaam waren met hun relatie omdat het veel voorkwam dat dergelijke relaties werden ontdekt en dat het meisje dan werd vermoord door haar vader of haar broers Ook heeft eiser verklaard dat er een situatie heeft plaatsgevonden in Jordanië waarbij de handen van een jongen zijn afgehakt en verklaard hij dat het systeem in Jordanië streng is betreffende buitenechtelijke relatie.
6.4.
Verweerder heeft zich verder in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat dat niet valt in te zien hoe betrokkene een jarenlange buitenechtelijke relatie met een gehuwde vrouw die jonge kinderen heeft, in stand heeft kunnen houden op de manier waarop eiser zegt dit gedaan te hebben Eiser en de vrouw zagen elkaar namelijk in openbare gelegenheden zoals een restaurant in een winkelcentrum, in een hotel of appartement, maar ook bij haar thuis als haar man niet aanwezig was ondanks dat zij kinderen had. Dat de vrouw, zoals eiser stelt, het afspreken goed wist te regelen zonder dat het bekend werd en dat zij met elkaar afspraken in een andere stad, heeft verweerder als onvoldoende verklaring kunnen achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder deze overweging heeft kunnen betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde relatie met de vrouw.
Ten aanzien van de problemen vanwege de relatie.
7.1.
Verweerder heeft de relatie met de getrouwde vrouw en de problemen als gevolg daarvan ongeloofwaardig gevonden. Verweerder werpt eiser in dat verband niet ten onrechte tegen de omstandigheid dat de overgelegde documenten geen enkele blijk geven van een causaal verband tussen de relatie die eiser had en de aanval die heeft plaatsgevonden op 6 november 2016. Met de door eiser overgelegde documenten onderbouwd hij enkel dat er een incident heeft plaatsgevonden op 6 november 2016, maar kan hij zijn verklaringen omtrent de toedracht van dit incident niet onderbouwen. Dit geldt eveneens voor de tweede aanval.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het opmerkelijk is dat hij geen videobewijs tot zijn beschikking heeft met betrekking tot de gebeurtenissen van het tweede incidenten. Immers, hij had camerabewaking in zijn winkel hangen en had ook beelden van het eerste incident.
7.2.
Ten aanzien van eisers stelling dat voorbij wordt gegaan aan de psychische toestand waarin hij zich indertijd bevond (namelijk dat van hem geen goed doordachte handelswijze kon worden verlangd), is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn gestelde psychische klachten niet heeft onderbouwd door middel van medische documenten noch is op enige wijze onderbouwd wat de aard van zijn klachten zijn geweest. De verklaringen van eiser over zijn behandelingen bij de psychiater zijn eveneens wisselend. Gelet hierop kan eiser dan ook niet gevolgd worden in zijn stelling dat hij niet in staat was rationeel te handelen dan wel zijn handelswijze
enigszins te doordenken.
7.3.
Ten aanzien van de verklaring van de Muktar heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede grond geconcludeerd dat het niet tot een andere conclusie heeft hoeven te leiden omdat dit niet als objectiveerbaar bewijsstuk heeft te gelden. In de door eiser overgelegde verklaring van de Muktar is geen datum benoemd, waardoor niet te herleiden is van wanneer dit document dateert. De brief is mogelijk op verzoek van eiser opgesteld en is de informatie uit de brief niet objectief verifieerbaar.
7.4.
Ook werpt verweerder niet ten onrechte tegen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over het tijdsverloop/tijdsaanduidingen in zijn verklaringen. Dit betreft de gestelde geweldsincidenten, pogingen zelfmoord en de start van de psychiatrische behandeling in Jordanië. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege mentale problemen een poging zelfmoord heeft gepleegd in november 2017 en daarna nog een tweede keer eind januari 2018 (pag. 16 en 17 nader gehoor). Eiser heeft voorts verklaard dat hij ongeveer drie maanden onder behandeling is geweest in Jordanië. Verder heeft hij verklaard dat hij ongeveer vier of vijf maanden na het eerste incident met de behandeling is gestart (pag. 10 nader gehoor). Het eerste incident was op 6 november 2016 en het 2e incident vijf maanden later (= mei 2017) (pag. 12 nader gehoor). Dit betekent dat eiser in april of mei 2017 onder behandeling van een psychiater is komen te staan; dat is nog vóórdat het tweede geweldsincident plaats vond. In het aanvullend gehoor heeft eiser evenwel verklaard dat hij na het eerste incident al wel mentale problemen had maar geen psychiater bezocht (pag. 9) en dat ‘ongeveer zes maanden voordat hij deze kant opkwam’ onder psychiatrische behandeling is komen te staan (pag. 10). Teruggerekend vanaf datum binnenkomst in Nederland, 11 november 2018, betekent dat dat de start van de psychiatrische behandeling zou liggen in of omstreeks mei 2018. De verschillen in de verklaringen van eiser zijn dermate groot zijn dat deze niet met elkaar te rijmen zijn.
Conclusie
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.