ECLI:NL:RBDHA:2023:4388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Pakistaanse eiser afgewezen, beroep gegrond maar rechtsgevolgen in stand gelaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Pakistaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser stelde dat hij bij terugkeer naar Pakistan vreest voor zijn leven, omdat hij in het verleden door drie mannen met de dood was bedreigd en mishandeld vanwege zijn activiteiten in een welzijnsschool. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.

De rechtbank oordeelde dat verweerder, de staatssecretaris, eiser niet voldoende had geconfronteerd met de tegenwerpingen die in het besluit waren opgenomen. Eiser was niet in de gelegenheid gesteld om zijn verklaringen te verduidelijken, wat in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vond dat de tegenwerpingen van verweerder niet voldoende waren onderbouwd en dat eiser niet adequaat was gehoord tijdens het nader gehoor.

Desondanks oordeelde de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven, omdat verweerder had aangegeven dat de afwijzing van de asielaanvraag ook zonder de tegenwerpingen gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft verweerder bovendien veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1679

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[v nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser geeft aan van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1973.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Pakistan vreest voor zijn leven. Eiser is namelijk door drie mannen met de dood bedreigd en mishandeld op [medio] maart 2014, omdat hij in zijn welzijnsschool activiteiten zou verrichten die tegen het moslim geloof zijn en hij met donaties uit het buitenland kinderen op het verkeerde pad zou brengen doordat hij met jonge meisjes heeft gedanst.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. Identiteit, nationaliteit en herkomst
b. Problemen welzijnsorganisatie.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig, maar het tweede element niet. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Eiser voert aan dat hij tijdens het nader gehoor niet is geconfronteerd met de tegenstrijdigheden die hem worden tegengeworpen in het voornemen en het besluit als ook dat er niet goed is doorgevraagd op de tegenstrijdigheden. Uit de inhoud van het nader gehoor kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat eiser afdoende in de gelegenheid is gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen, inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Daarbij heeft verweerder de tegenstrijdigheden en/of ongerijmdheden niet nader onderbouwd en zijn de stellingen subjectief. Eiser verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 december 2020 [1] en de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 januari 2022. [2] Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat er geen noodzaak tot internationale bescherming zou zijn, omdat eiser niet onverwijld een asielaanvraag heeft gedaan. Eerst heeft hij zich in Pakistan steeds verplaatst om zich aan de bedreiging te onttrekken. Vervolgens was eiser tot tweemaal toe in bezit van een visum waardoor er geen verplichting bestond om zich onverwijld te melden. Ook de terugkeer in 2019 kan daar geen afbreuk aan doen omdat het zijn plicht als zoon was om voor zijn moeder te zorgen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan eiser is om te onderbouwen met welke tegenwerpingen hij niet is geconfronteerd en op welke punten had moeten worden doorgevraagd. De verwijzing naar voornoemde uitspraak van zittingsplaats Rotterdam gaat niet op, omdat in die zaak het besluit op veel concrete punten is bestreden. De beroepsgrond was daar nader geconcretiseerd en dat heeft eiser hier nagelaten. Verder heeft verweerder gewezen op het opmerkelijke reisgedrag van eiser en dat dat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.
6.1
De rechtbank overweegt als volgt. In het voornemen en het besluit wordt aan eiser onder meer tegengeworpen dat hij niet eenduidig heeft verklaard over de inhoud van de bedreiging en dat hij ongerijmd heeft verklaard over het doel van de bedreiging. Ook wordt tegengeworpen dat het bevreemding wekt dat de mannen eiser in het openbaar hebben bedreigd.
6.2
De rechtbank stelt vast dat eiser in het nader gehoor niet met deze tegenwerpingen is geconfronteerd. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dit niet aan eiser mogen tegenwerpen zonder nader onderzoek te doen naar deze tegenstrijdigheden en ongerijmdheden. Verweerder had eiser hiermee moeten confronteren in het nader gehoor of op een later moment een aanvullend nader gehoor moeten houden om eiser in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Verweerder wordt dan ook niet gevolgd in zijn standpunt dat eiser middels het indienen van correcties & aanvullingen en/of een zienswijze voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op voormelde tegenwerpingen.
Verder is zonder nadere motivering niet te volgen waarom het bevreemdend is dat de mannen eiser in het openbaar hebben bedreigd.
6.3
Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [3]
7. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. In het kader van de finale geschillenbeslechting zal de rechtbank het besluit verder toetsen nu verweerder op zitting heeft aangegeven dat ook zonder deze tegenwerpingen de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten, omdat het overige wat is tegengeworpen voldoende is om de afwijzing van de asielaanvraag te dragen. De genoemde tegenwerpingen vormen slechts een klein, niet mede-dragend onderdeel van de geloofwaardigheidsbeoordeling, aldus verweerder.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat na de gestelde bedreiging niets is ondernomen door de mannen die de bedreiging hebben geuit. Eiser was immers door hen met de dood bedreigd, ook al was de school inmiddels gestopt. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat in de acht jaar die eiser nog in Pakistan is verbleven sinds de bedreiging, hij gedurende langere periodes in zijn eigen woning in [plaats] heeft verbleven en ook actief deelnam in de maatschappij door zijn bedrijven, zonder dat eiser iets van de mannen die hem hebben gedreigd, heeft vernomen. Ook heeft verweerder op goede gronden kunnen tegenwerpen dat eiser eerder in 2019 naar Nederland is gekomen, toen geen asiel heeft aangevraagd en weer is teruggekeerd naar Pakistan. Vervolgens is eiser in 2022 opnieuw op een visum naar Nederland gereisd, maar alvorens hij asiel heeft aangevraagd, is hij eerst naar Zwitserland gegaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven waarom dit alles afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde bedreiging in 2014.
8.2
De rechtbank ziet gelet op het voorstaande dan ook aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

3.Algemene wet bestuursrecht.