ECLI:NL:RBDHA:2023:44

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en risico op onmenselijke behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat hij bij terugkeer naar Spanje een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling.

De rechtbank heeft de zaak op 30 december 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft zijn zorgen geuit over de behandeling die hij in Spanje kan verwachten, onderbouwd met een rapport van Amnesty International en persoonlijke ervaringen van mishandeling door de Spaanse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt en dat hij als Dublinclaimant niet dezelfde risico's loopt als asielzoekers die via zee naar de Canarische eilanden komen.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24024

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T.R. Hüpscher),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.24025, op 30 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 23 juni 2022 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag aan zich moet trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Hij stelt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Hij heeft daarbij een beroep gedaan op het rapport van Amnesty International van 29 maart 2022 en een brief van Vluchtelingen Werk Nederland waarin uit dit rapport wordt geciteerd. Eiser wijst er verder op dat hij meerdere keer een poging heeft gedaan om Spanje zwemmend binnen te komen en hij meerdere keer is tegengehouden en geslagen door de Spaanse politie. Bij één van deze keren was een vriend mee die niet kon zwemmen. Volgens eiser hebben de Spaanse autoriteiten het reddingsvest van zijn vriend afgepakt en is zijn vriend toen verdronken. Hij heeft hierdoor een trauma opgelopen en vertrouwt er niet op dat hij bij gedwongen terugkeer naar Spanje een menswaardige behandeling zal krijgen. Eiser stelt verder dat zijn overdracht aan Spanje getuigt van onevenredige hardheid.
3.1.
Uitgangspunt is dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen van uit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dat bevestigd in haar uitspraken van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1248, en 12 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1394. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje niettemin sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat hij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.
3.2.
Eiser is hier niet in geslaagd. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de informatie uit het rapport van Amnesty International waar eiser naar heeft verwezen ziet op de situatie van asielzoekers en migranten die over zee zijn aangekomen op de Canarische eilanden. Eiser zal echter als Dublinclaimant niet via de zee op de Canarische eilanden aankomen. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van pushbacks bij Dublinclaimanten. Eisers enkele stelling dat het niet aannemelijk is dat hem als Dublinterugkeerder een geheel andere behandeling te wachten staat dan asielzoekers die via zee op de Canarische eilanden aankomen, is hiertoe onvoldoende. Dat de Spaanse autoriteiten illegaal en collectief 2700 mensen hebben teruggestuurd naar Marokko, waarbij meldingen waren van buitensporig geweld, leidt ook niet tot het oordeel dat van Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hier als Dublinterugkeerder mee te maken zal krijgen. Verweerder heeft bovendien terecht opgemerkt dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen en in overeenstemming met het Europese en internationale recht zullen beoordelen.
3.3.
In eisers verklaringen over wat hij bij aankomst in Spanje heeft meegemaakt heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit voor eisers traumatisch is geweest, heeft verweerder er terecht op gewezen dat het op de weg van eiser ligt om bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van informatie, hulp, opvang en toegang tot de medische voorzieningen, of anderszins, daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe aangewezen instanties. De rechtbank verwijst hierbij naar het arrest K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk van het EHRM van 2 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1202DEC003273308. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat de Spaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er ook niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in zijn geval sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt. Eisers verklaringen over wat hij bij aankomst in Spanje heeft meegemaakt zijn hiertoe onvoldoende.
3.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser heeft in de gronden van beroep met betrekking tot de verder door verweerder in het bestreden besluit ingenomen standpunten, verwezen naar wat daarover in de zienswijze is opgenomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze van eiser heeft gereageerd. Met het enkel verwijzen naar de zienswijze heeft eiser het bestreden besluit niet gemotiveerd bestreden. Het beroep van eiser kan daarom ook in zoverre niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.