In deze zaak gaat het om een kort geding tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, waarbij de vader verzoekt om herstart van de omgangsregeling die in 2019 was afgesproken. De ouders hebben een co-ouderschapsregeling waarbij de kinderen de helft van de tijd bij elke ouder verblijven. Sinds januari 2023 heeft de moeder echter de omgang met de vader stopgezet, wat heeft geleid tot deze procedure. De voorzieningenrechter heeft op 24 maart 2023 in een mondelinge uitspraak beslist dat de kinderen weer de helft van de tijd bij de vader zullen zijn, zoals eerder was afgesproken. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die het in het belang van de kinderen zouden maken om van de eerdere regeling af te wijken. De moeder had aangevoerd dat de vader niet voldoende persoonlijk aanwezig is tijdens de omgang, maar de voorzieningenrechter heeft deze stelling verworpen. De omgangsregeling wordt hervat, waarbij de kinderen van donderdag 14.45 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader zijn en van zondag 18.30 uur tot donderdag 14.45 uur bij de moeder. De vakanties worden bij helfte verdeeld. De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom opgelegd, maar heeft wel benadrukt dat de moeder de regeling moet naleven. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.