ECLI:NL:RBDHA:2023:4452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642919 / KG ZA 23-141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanleg van een wachtplaats voor recreatievaart aan de Oude Rijn nabij de Broekvelderbrug

In deze zaak hebben eisers, bewoners nabij de Oude Rijn, een kort geding aangespannen tegen de Provincie Zuid-Holland over de aanleg van een wachtplaats voor recreatievaart. De eisers vorderen een verbod op de aanleg van de wachtplaats, die volgens hen onrechtmatig is vanwege de afstand tot de Broekvelderbrug. De Provincie heeft een projectplan goedgekeurd waarin de wachtplaats is voorzien op 42 meter van de brug, wat volgens de eisers in strijd is met provinciaal beleid en richtlijnen voor vaarwegen. De voorzieningenrechter heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De Provincie heeft gesteld dat de gekozen afstand van 42 meter noodzakelijk is voor de veiligheid van de scheepvaart, rekening houdend met de aanwezigheid van een aanvaarpaal en de manoeuvreerruimte die schepen nodig hebben. De voorzieningenrechter concludeert dat de Provincie in redelijkheid tot deze keuze heeft kunnen komen en dat de vorderingen van de eisers niet voldoende onderbouwd zijn. Het vonnis wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaaknummer: C/09/642919 / KG ZA 23-141
Vonnis in kort geding van 22 maart 2023
in de zaak van
1.
[eiser 1]te [plaats 1],
2.
[eiser 2]te [plaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. drs. F.J. Webbink te Amsterdam,
tegen
DE PROVINCIE ZUID-HOLLANDte Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Provincie,
advocaat: mr. G.J.M. de Jager te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 februari 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de pleitnota’s van de zijde van [eisers] en de Provincie.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 3 maart 2023. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eisers] wonen sinds meer dan dertig jaar in een vrijstaande woning aan de [adres], aan de noordelijke oever van de Oude Rijn in [plaats 1]. De achtertuin van [eisers] grenst aan de Oude Rijn, aan de oostzijde van de Broekvelderbrug. Zij hebben een terras aan het water met, op dit moment, volledig vrij uitzicht op de rivier.
2.2.
De Oude Rijn is een vaarweg die in beheer is van de Provincie. De Broekvelderbrug is een beweegbare brug. Aan de oostzijde van die brug bevindt zich een fuikvormig geleidewerk (ook wel remmingwerk genoemd). Voor dat geleidewerk staan twee palen, door partijen ook wel aangeduid als dukdalf of aanvaarpaal. Een van deze palen is voorzien van een meldknop waarmee de brugwachter kan worden gewaarschuwd.
2.3.
In 2018 heeft de Provincie een projectplan goedgekeurd. Onderdeel van dit projectplan is het aanbrengen van twee wachtplaatsen voor de recreatievaart bij de Broekvelderbrug. Een wachtplaats is een plaats waar schepen veilig kunnen wachten totdat de brug wordt geopend. De door de Provincie voorziene wachtplaatsen bestaan uit een rij stalen palen, aan elkaar verbonden met twee horizontale balken en voorzien van bebording.
2.4.
Bij het beheer van waterwegen hanteert de Provincie het (provinciale) Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen (hierna: het Handboek), waarin wordt verwezen naar de Richtlijnen Vaarwegen 2020 (hierna: de Richtlijnen Vaarwegen) van Rijkswaterstaat. Met betrekking tot de afstand tussen de brug en de betreffende wachtplaats bepaalt paragraaf 5.9.2. van de Richtlijnen Vaarwegen dat de aanbevolen afstand voor de beroepsvaart (voor schepen met een scheepslengte van meer dan 20 meter) de lengte van het maatgevende schip is. In paragraaf 5.9.6 van de Richtlijnen Vaarwegen is bepaald dat een wachtplaats voor recreatievaart (voor schepen met een scheepslengte van maximaal 20 meter) zo dicht mogelijk bij de brug moet liggen, tussen de wachtplaats voor beroepsvaart en de brug.
2.5.
Aanvankelijk was de Provincie voornemens om een gecombineerde wachtplaats aan te leggen voor zowel de beroepsvaart als de recreatievaart. Voor de aanleg van deze zogenoemde combiwachtplaats heeft de Provincie informatiebijeenkomsten georganiseerd voor omwonenden en advies ingewonnen bij RoyalHaskoningDHV Nederland B.V. De aanleg van deze zogenoemde combiwachtplaats, met een lengte van ruim 30 meter, was eerst voorzien recht tegenover de achtertuin van [eisers]
2.6.
[eisers] hebben hun bezwaren tegen de voorgenomen locatie van de wachtplaats steeds kenbaar gemaakt.
2.7.
In juli 2021 heeft de Provincie de definitief geplande locatie voor de wachtvoorziening bekend gemaakt, te weten ongeveer 42 meter vanaf het remmingwerk van de brug en op zes meter afstand van de oeverconstructie. Ten opzichte van het eerder gepresenteerde voornemen was de locatie van de combiwachtplaats een aantal meters verschoven in de richting van de Broekvelderbrug. Volgens dit plan kwam de wachtplaats nog altijd deels tegenover de achtertuin van [eisers] te liggen.
2.8.
In januari 2022 hebben [eisers] bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen de Provincie. In dit kort geding hebben [eisers] een verbod gevorderd op de aanleg van een nieuwe wachtplaats aan de oostzijde van de Broekvelderbrug, subsidiair op de aanleg van die wachtplaats aan de noordelijke oever, meer subsidiair op de aanleg van een wachtplaats die mede geschikt is voor de beroepsvaart en nog meer subsidiair op de aanleg van de wachtplaats aan de noordelijke oever op een afstand die groter is dan 21 meter van de Broekvelderbrug (waartoe het geleide- en remmingwerk niet wordt gerekend).
2.9.
Bij vonnis van 21 februari 2022 [1] (hierna: het eerste kortgedingvonnis) heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen. In dit vonnis is onder meer het volgende overwogen.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de Provincie – als eigenaar van het waterperceel en mede vanuit haar zorgplicht voor de vaarwegen – bevoegd is om in de Oude Rijn wachtplaatsen aan te leggen, ook in het geval dat de wachtplaats in het zicht van woningen of percelen komt. Verder staat vast dat een wachtplaats in dit geval, ongeacht de keuze voor een locatie, steeds gevolgen zal hebben voor bewoners langs het water, gegeven de daar aanwezige bebouwing. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat [eisers] – net als vermoedelijk vele andere omwonenden – liever geen wachtplaats in hun uitzicht hebben, is de aanleg van zo’n wachtplaats niet snel onrechtmatig. Voor een verbod in kort geding is slechts plaats indien evident is dat de Provincie in redelijkheid niet kon komen tot de aanleg van de wachtplaats op de voorgenomen locatie. Dit zou het geval kunnen zijn indien de Provincie aantoonbaar in strijd met de eigen beleidsregels handelt en/of wanneer een andere locatie duidelijk meer voor de hand ligt. Bij de beoordeling houdt de voorzieningenrechter rekening met het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen van de Provincie en met de Richtlijn Vaarwegen 2020 van Rijkswaterstaat. Deze documenten bevatten richtlijnen, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.
2.10.
Met betrekking tot de afstand tussen de wachtplaats en de Broekvelderbrug is in overweging 4.6 van het eerste kortgedingvonnis het volgende overwogen:

Uitgangspunt van paragraaf 5.9.2 van het Handboek is dat de aanbevolen afstand tussen de brug en de combiwachtplaats gelijk is aan de maximale scheepslengte, en dat daarvan slechts gemotiveerd kan worden afgeweken. [eisers] hebben niet weersproken dat de maximale scheepslengte in de Oude Rijn 42,5 (dan wel 40 meter) bedraagt. Het aanhouden van die afstand is dan ook niet onrechtmatig. [eisers] hebben nog aangevoerd dat deze afstand moet worden gerekend vanaf de brug zelf, en niet vanaf “de knik in het remmingenwerk”, zoals de Provincie heeft gedaan. Het Handboek zegt niets over het punt waar vanaf de afstand moet worden berekend. De Provincie heeft gewezen op het argument van de maatgevende doorvaartbreedte (zie ook 2.16) en de daarvoor vereiste manoeuvreerruimte. Uit niets blijkt dat dit argument onredelijk is. Zou deze wijze van berekening niet reeds uit het Handboek volgen, dan zou het aanknopen bij de maatgevende doorvaartbreedte een goede reden kunnen zijn om gemotiveerd af te wijken. De keuze om de wachtplaats te situeren op (ongeveer) 40 meter van de knik in het geleidewerk is daarmee naar voorlopig oordeel niet onrechtmatig.
2.11.
Na het eerste kortgedingvonnis hebben [eisers] dr. ir. J.U. Brolsma van Brolsma Advies (hierna: Brolsma) gevraagd om advies uit te brengen over de wachtplaats.
2.12.
Op 28 april 2022 heeft Brolsma een adviesrapport uitgebracht waarin hij (onder meer) adviseert om alleen een wachtplaats voor de recreatievaart te maken. [eisers] hebben dit rapport bij brief van 7 mei 2022 doorgestuurd aan de Provincie en haar, daarbij ondersteund door andere omwonenden en de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, verzocht om haar plannen te heroverwegen.
2.13.
Vervolgens heeft de Provincie haar plannen aangepast. Zij heeft de aangepaste plannen op 13 juli 2022 aan de omwonenden toegelicht. De plannen houden – voor zover hier van belang – het volgende in:
  • Het nieuwe ontwerp bestaat alleen nog uit een wachtplaats voor recreatievaart.
  • De palen van de wachtplaats worden dieper geplaatst, waardoor er minder zichthinder is voor omwonenden;
  • De afstand tussen de oever en de wachtplaats wordt 8 meter in plaats van 6 meter, waardoor men nog met een sloep met gangbare afmetingen de zijsloot kan bevaren;
  • De wachtplaats wordt 1,7 meter korter;
  • De wachtplaats wordt geplaatst op 42 meter gemeten vanaf de knik van het remmingwerk van de Broekvelderbrug.
2.14.
In het verslag van de informatiebijeenkomst staat met betrekking tot de afstand van de wachtplaats tot de Broekvelderbrug het volgende vermeld:

De locatie van de wachtvoorziening is gebaseerd op het ontwerp van de combiwachtplaats conform de richtlijnen (noordzijde op 42 m vanaf de brug). Op dit ontwerp zijn mitigerende maatregelen getroffen om de impact op de omgeving te reduceren. Deze maatregelen waren het dieper aanbrengen van de palen, bebording tegen de palen aan en het handhaven van de beroepsvaart aan de zuidzijde i.v.m. de lage frequentie beroepsvaart. Deze mitigerende maatregelen zijn in het ontwerp verwerkt onder behoud van de huidige locatie.
De discussie tijdens de bewonersavond bevestigde nogmaals dat er vanuit de omwonenden ook geen draagvlak is om de wachtvoorziening dichter richting de brug te verplaatsen. Afgesproken wordt om de wachtplaats voor de recreatievaart ongewijzigd op 42 m vanaf de brug te maken.
2.15.
Vervolgens hebben [eisers] meerdere keren schriftelijk vragen gesteld over (onder meer) de afstand tussen de wachtplaats en de Broekvelderbrug.
2.16.
Bij brief van 26 augustus 2022 heeft (de gedeputeerde van) De Provincie onder meer het volgende meegedeeld aan [eisers]:

Volgens het provinciaal ontwerphandboek zou de wachtplaats voor de recreatievaart inderdaad wat dichter naar de brug kunnen worden gerealiseerd, maar er zijn hier situatie gebonden redenen om dat niet te doen, waaronder de aanwezigheid van een aanvaarpaal ter bescherming van de brug. De wachtplaats dient op voldoende afstand van die aanvaarpaal komen. Daarnaast is er ook een vergunde insteekhaven aanwezig dichter op de brug. Deze insteekhaven dient voldoende ruimte te hebben tussen de aanvaarpaal en de wachtplaats om met een vaartuig in en uit te kunnen varen. Verder is de locatie van deze laatste variant gebaseerd op de eerdere variant met een combi-wachtplaats. Daarvoor waren al maatregelen getroffen om de impact op de omgeving te reduceren, waaronder het dieper aanbrengen van de palen en bebording tegen de palen aan.
2.17.
Bij brief van 10 november 2022 heeft (een gedeputeerde van) de Provincie het volgende meegedeeld aan [eisers]:

Ten aanzien van de afstand tussen de wachtplaats en de aanvaarpaal geldt dat onze nautische deskundigen hebben aangegeven dat de aangehouden afstand van 42 meter – ook gezien de aanwezigheid van de aanvaarpaal – voldoende manoeuvreerruimte biedt om kleine schepen (met een lengte tot 20 meter) vlot en veilig naar de brug te kunnen laten varen, ook bij stevige wind.
2.18.
Bij e-mail van 28 november 2022 heeft de projectleider van de Provincie aan [eisers] meegedeeld dat het onwenselijk is om de wachtplaats dichter bij de Broekvelderbrug te plaatsen. In deze e-mail schrijft de projectleider het volgende:

Door onze nautische deskundigen is beoordeeld welke afstand tussen de wachtplaats en de 'aanvaarpaal' nodig is om schepen veilig 'slaags te kunnen doen raken' (slaags raken= uitgelijnd zijn om door de brug heen te varen vanuit stilliggende positie). Een vaartuig heeft idealiter twee keer zijn eigen lengte en twee keer zijn eigen breedte nodig om slaags te raken voor het midden van de brug.
Van belang is dat op 24 meter afstand van de wachtplaats een 'aanvaarpaal' is gesitueerd. Schepen dienen dus vanaf de wachtplaats veilig te kunnen vertrekken zonder in aanvaring te komen met dit object.
De wachtvoorziening aan de noordoostzijde van de brug is bedoeld voor schepen kleiner dan 20 meter. De meest gangbare maat van een recreatief c.q. klein vaartuig op een vaarweg als de Oude Rijn is een lengte van 10,5 meter en een breedte van 3,5 meter. Uitschieters in afmetingen naar boven en beneden komen uiteraard ook voor. Dit is meegewogen door bij de beoordeling van de situatie bij de Broekvelderbrug uit te gaan van een gemiddelde maatvoering van 12 x 4 meter (lengte x breedte).
Gerekend vanaf de boeg van een schip dient er – gelet op de aanwezigheid van de aanvaarpaal – een ruimte van 24 meter lang en 8 meter breed vrij van obstakels te zijn. Dit is mede nodig omdat een schip van dergelijke afmetingen ook bij windkracht 6 veilig moet kunnen manoeuvreren en varen. Er is immers bediening tot windkracht 7. Met het oog hierop is het ongewenst om de wachtvoorziening dichter bij de brug te plaatsen.
2.19.
In een memo van 8 december 2022 heeft Brolsma zijn zienswijze gegeven over de afstand tussen de wachtplaats en de brug. In deze memo schrijft Brolsma onder meer het volgende:
  • Recreatievaartuigen hebben een principieel andere breedte/lengteverhouding van beroepsvaartuigen en draaien daardoor makkelijker om hun as;
  • Voor het gemiddelde jacht op de Oude Rijn volstaat één scheepslengte, en daarmee 12 meter, ruimschoots om opgelijnd te raken voor de brug;
  • De afstand van de knik in het remmingwerk tot de aanvaarpaal ca. 16 meter, het gemiddelde recreatievaartuig heeft daarom (16+12=) 28 meter nodig om goed uit te komen voor de brug;
  • De wachtplaats, die nu is gesitueerd op ongeveer 45 meter van de brug, kan daarom (45– 28=) 17 meter verschuiven naar het westen, in de richting van de brug.
2.20.
Bij brief van 20 januari 2023 heeft advocaat van [eisers] aan de Provincie verzocht de wachtplaats niet op de voorgenomen locatie aan te leggen, dan wel om een sluitende onderbouwing van de afstand van 42 meter tussen de wachtplaats en de brug.
2.21.
Bij brief van 27 januari 2023 heeft de Provincie aan [eisers] meegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om terug te komen op de gekozen afstand van 42 meter. In deze brief herhaalt de Provincie dat haar nautische deskundigen van mening zijn dat deze afstand benodigd is voor het veilig slaags kunnen raken van maatgevende recreatieschepen. Verder is volgens de Provincie van belang dat op 24 meter afstand van de wachtplaats een aanvaarpaal is gesitueerd en dat schepen veilig vanaf de wachtplaats moeten kunnen vertrekken zonder met die aanvaarpaal in aanvaring te komen.
2.22.
Bij brief van 9 februari 2023 heeft de advocaat van de Provincie voormeld standpunt herhaald.
2.23.
Op 16 februari 2023 heeft hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden een vergunning verleend voor aangepaste wachtplaats.
2.24.
Bij brief van 23 februari 2023 heeft de advocaat van [eisers] zich opnieuw op het standpunt gesteld dat de Provincie geen afdoende onderbouwing heeft gegeven voor de afstand tussen wachtplaats en de brug. Hierbij heeft de advocaat het standpunt ingenomen dat het al dan niet aanwezig zijn van aanvaarpalen niet van invloed is op het uitgangspunt dat de wachtplaats zich zo dicht mogelijk bij de brug moet bevinden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, zakelijk weergegeven:
de Provincie te verbieden om een wachtplaats voor de recreatievaart aan te leggen bij de noordelijke oever van de Oude Rijn, ten oosten van de Broekvelderbrug, op een afstand van meer dan 28 meter van de knik in het remmingwerk van de Broekvelderbrug, althans op een afstand van meer dan 12 meter van de aanvaarpaal voor het remmingwerk van de Broekvelderbrug die zich het dichtst bij de wachtplaats bevindt, althans een zodanige voorlopige voorziening die de voorzieningenrechter in deze zaak in goede justitie geraden acht, een en ander met veroordeling van de Provincie in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering legt [eisers] het volgende ten grondslag.
De aanleg van de wachtplaats volgens het gewijzigde plan is onrechtmatig jegens [eisers] De keuze om een afstand van 42 meter aan te houden tussen de knik in het remmingwerk en de wachtplaats is in strijd met het provinciale beleid, ook indien rekening wordt gehouden met de aanvaarpaal. Op grond van de Richtlijnen Vaarwegen dient een wachtplaats voor recreatievaart zo dicht mogelijk bij de brug te worden aangelegd. De motivering van de Provincie volstaat niet. Het is in de ogen van [eisers] te toevallig dat de afstand tussen de wachtplaats en Broekvelderbrug nog steeds 42 meter bedraagt, terwijl deze nu niet langer bestemd is voor de beroepsvaart en de boten voor de recreatievaart korter en wendbaarder zijn dan die voor de beroepsvaart. Volgens de berekeningen van Brolsma volstaat een afstand van 28 meter gerekend vanaf de brug, dan wel 12 meter vanaf de aanvaarpaal. Verder liggen meerdere wachtplaatsen in de Oude Rijn op aanzienlijk kleinere afstand van de bruggen dan de nu voorgenomen wachtplaats, zodat niet aannemelijk is dat een kleinere afstand nautisch onverantwoord is.
3.3.
De Provincie concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat ter discussie of de locatie van de voorgenomen wachtplaats onrechtmatig is gelet op de afstand van die wachtplaats tot de Broekvelderbrug.
4.2.
Bij de beoordeling gaat de voorzieningenrechter uit van het kader zoals dat ook in het eerste kortgedingvonnis is gehanteerd, zie 2.9. Kort gezegd houdt dit in dat voor een verbod in kort geding alleen plaats is indien evident is dat de Provincie in redelijkheid niet kon komen tot de aanleg van de wachtplaats op de voorgenomen locatie. Dit zou het geval kunnen zijn indien de Provincie aantoonbaar in strijd met de eigen beleidsregels handelt en/of wanneer een andere locatie, alle betrokken belangen in ogenschouw genomen, duidelijk meer voor de hand ligt. Bij de beoordeling neemt de voorzieningenrechter in ogenschouw het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen van de Provincie en de Richtlijn Vaarwegen 2020 van Rijkswaterstaat. Deze documenten bevatten richtlijnen, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Bij een en ander merkt de voorzieningenrechter op dat de aan te leggen toets minder terughoudend is dan de door de Provincie in haar pleitnota aangehaalde toets, die betrekking heeft op maatregelen van regelgevende aard.
4.3.
In het eerste kortgedingvonnis is overwogen dat de gekozen afstand van 42 meter niet onrechtmatig was, indien wordt uitgegaan van een combi-wachtplaats. Bij een combi-wachtplaats geldt paragraaf 5.9.2 van de Richtlijnen Vaarwegen als uitgangspunt en is eenmaal de maatgevende scheepslengte de aanbevolen afstand. Voor de Oude Rijn is deze maatgevende afstand (ongeveer) 40 meter. Voor wachtplaats voor enkel de recreatievaart is bepaald dat deze zo dicht mogelijk bij de brug moeten liggen, tussen de wachtplaats voor beroepsvaart en de brug in. Dit laatste impliceert dat de afstand tussen de brug en de wachtplaats bij recreatievaart volgende die richtlijnen – in absolute zin – kleiner mag zijn dan bij beroepsvaart. Dit wordt ook onderkend door de Provincie in haar brief van 26 augustus 2022, waar zij schrijft dat de nieuwe wachtplaats wat dichter bij de brug kan worden gerealiseerd. Dit lijkt ook logisch, omdat de schepen voor recreatievaart gemiddeld korter zijn dan die voor de beroepsvaart. Zoals in het eerste kortgedingvonnis is overwogen is het niet onrechtmatig om deze afstand te berekenen vanaf de knik in het remmingwerk, omdat schepen al bij de knik (en niet pas bij de brug zelf) goed moeten liggen.
4.4.
Aangezien er voor de recreatievaart geen aanbevolen afstand is, geven de Richtlijnen Vaarwegen de Provincie dus de nodige vrijheid bij de keuze voor de locatie van de wachtplaats. De Provincie heeft gesteld dat het nautisch gezien niet mogelijk althans niet verantwoord is om de wachtplaats op een kortere afstand van de Broekvelderbrug te plaatsen dan zij nu heeft gedaan. Zij heeft hierbij verwezen naar het advies van haar nautische deskundigen waarin een belangrijke rol spelen de aanwezigheid van de aanvaarpaal (op ongeveer 18 meter van de brug) en de aanwezigheid van een vergunde insteekhaven (ergens tussen het perceel van [eisers] en de brug). De wachtplaats zoals deze nu is gepland komt op 42 meter vanaf de knik in het remmingwerk en 24 meter vanaf de aanvaarpaal.
4.5.
De Provincie heeft betoogd dat een schip voor de recreatievaart tweemaal de eigen lengte en tweemaal de eigen breedte nodig heeft om vanaf de wachtplaats goed slaags te raken voor de brug. Bij haar berekening is de Provincie uitgegaan van recreatieschepen met een gemiddelde maatvoering van 12 meter lengte en 4 meter breedte, waardoor zij uitkomt op een obstakelvrije ruimte van 24 bij 8 meter. Door de aanwezigheid van de aanvaarpaal komt de Provincie op (24 + 18 =) 42 meter vanaf de knik in het remmingwerk.
4.6.
Hiertegenover hebben [eisers] gesteld, daarin ondersteund door Brolsma, dat een recreatieschip, technisch gezien, slechts een halve tot een hele scheepslengte nodig heeft om tijdig slaags te raken voor de knik in het remmingwerk. Volgens hen volstaat daarom een afstand van 12 meter van de aanvaarpaal en daarmee 28 meter vanaf de knik ik het remmingwerk.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Provincie in redelijkheid kunnen komen tot de nu beoogde locatie. De Provincie heeft kunnen oordelen dat een afstand van maximaal 28 meter van de knik in het remmingwerk niet een, onder alle denkbare omstandigheden, verantwoorde afstand is. Ook indien wordt aangenomen dat het gemiddelde recreatieschip (maximaal) één scheepslengte nodig heeft om opgelijnd te raken voor de brug, dan betekent dat niet dat dat de maatgevende afstand is. De keuze voor een grotere afstand vooral met het oog op recreatieschepen die langer zijn dan het gemiddelde (maximaal 20 meter), (huur)schepen met onervaren bestuurders of ongunstige weersomstandigheden (windkracht 6) is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig tegenover [eisers] Ook onder die omstandigheden heeft de Provincie als vaarwegbeheerder immers de plicht te zorgen voor een veilige en vlotte doorvaart. Indien zou worden aangenomen dat een verschuiving van de wachtplaats met enkele meters tot de mogelijkheden behoort, dan kan de aanwezigheid van de vergunde insteekplaats maken dat de Provincie daartoe niet verplicht is. Ook die afweging valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter binnen de afwegingsruimte van de Provincie.
4.8.
Het feit dat de gekozen afstand niet (veel) afwijkt van de eerdere situatie waarin gekozen werd voor een combi-wachtplaats, betekent niet dat deze keuze duidelijk onjuist (met inbegrip van: voor [eisers] onnodig bezwarend) en daarmee onrechtmatig is. De hiervoor in 4.7. gegeven onderbouwing kan de beslissing van de Provincie dragen. Verder geldt dat de Provincie onverplicht is overgegaan tot herziening van de eerdere (in het eerste kortgedingvonnis niet onrechtmatig bevonden) keuze. Deze herziening is ook voor [eisers] een verbetering. Onder die omstandigheden is de herziene keuze niet snel onrechtmatig te achten.
4.9.
Het feit dat er andere wachtplaatsen voor recreatievaart zijn die op kortere afstand liggen van de bijbehorende bruggen, betekent niet dat de voor de Broekvelderbrug gemaakte keuze onrechtmatig is. De Provincie heeft daarover opgemerkt dat deze wachtplaatsen volgens de huidige inzichten niet meer op de betreffende locaties zouden worden aangelegd. Onjuiste keuzes voor locaties in het verleden maken niet dat elke afwijkende keuze, die naar de huidige inzichten de voorkeur verdient, onrechtmatig is tegenover belanghebbenden.
4.10.
De conclusie is dat [eisers] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de Provincie met de situering van de wachtplaats handelt in strijd met de eigen beleidsregels en/of dat er een evident meer voor de hand liggende locatie is.
4.11.
De vorderingen van [eisers] worden dus afgewezen. Zij worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eisers] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Provincie te betalen, tot dusver aan de zijde van de Provincie begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat [eisers] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
WJ