ECLI:NL:RBDHA:2023:446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
SGR 21/3736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen, een Nordmann-spar en een Sequoiadendron, beoordeeld. Eiser stelt dat de bomen geen overlast veroorzaken en dat het kappen een verlies van natuurwaarden betekent. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft echter in redelijkheid kunnen besluiten om de vergunning te verlenen, omdat de bomen te groot zijn voor hun standplaats en overlast veroorzaken bij omwonenden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de vergunning gewogen en geconcludeerd dat het college zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen bij het kappen van de bomen dan aan de belangen bij het behoud ervan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (het college)

(gemachtigde: mr. S. Imazouine).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
PRMD Vastgoed Management B.V.(vergunninghouder),
[derde-partij 1],
[derde-partij 2]en
[derde-partij 3], allen te [woonplaats].

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partijen [derde-partij 1], [derde-partij 2] en [derde-partij 3] hebben ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en [A] (gemeentelijk groenbeheerder). Ook derde-partijen [derde-partij 1] en [derde-partij 3] hebben aan de zitting deelgenomen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Vergunninghouder heeft op 13 februari 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een Nordmann-spar en een Sequoiadendron op het perceel [adres] [nummer] te [plaats]. Vergunninghouder heeft daarbij toegelicht dat de takken van de bomen veel overlast veroorzaken. Ook hebben de omliggende woningen weinig tot geen lichtinval door de bomen. Omwonenden hebben daar ook klachten over ingediend.
2. Bij besluit van 8 juni 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van beide bomen. Aan dit besluit heeft het college het advies van de groenbeheerder van 5 juni 2020 ten grondslag gelegd. In dit besluit heeft het college aan vergunninghouder ook de verplichting opgelegd om twee bomen (van de derde grootte) te herplanten.
3. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 15 april 2021 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de verleende vergunning in stand gelaten, conform het advies van de adviescommissie bezwaarschriften.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
Het juridisch kader
5. In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod geldt om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
5.1
Op grond van artikel 2:87, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Den Haag (de APV) is het verboden een houtopstand zonder vergunning of, indien de houtopstand is vermeld op de lijst van monumentale bomen zonder ontheffing, van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
Op grond van artikel 2:88, eerste lid van de APV kan het bevoegd gezag de vergunning of ontheffing, als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
- natuur-, educatieve en milieuwaarden;
- belevings- en gebruikswaarden.
Heeft het college de omgevingsvergunning in redelijkheid kunnen verlenen?
6. Eiser betoogt dat het college de vergunning ten onrechte heeft verleend. Volgens eiser is er geen sprake van schaduwhinder, omdat de zon pas vanaf 16:00 uur de gevel belicht en op dat moment onder de boomkronen door schijnt. Verder heeft het college zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bomen door de erfafscheiding breken. De Nordmann-spar staat daar volgens eiser zelfs enkele meters vandaan. Ten slotte heeft eiser erop gewezen dat het kappen van de bomen een groot verlies van natuurwaarden betekent. In de loop der jaren zijn er al meerdere mooie gezonde bomen gesneuveld. De resterende bomen kunnen daarom niet gemist worden, aldus eiser.
6.1
Het college heeft de argumenten voor het behoud van de bomen afgewogen tegen de argumenten voor het kappen van de boom. De argumenten voor het behoud van de bomen zijn: a) de toekomstverwachting van de bomen is goed, b) de natuur- en milieuwaarden van de bomen zijn enigszins van belang, en c) qua belevings- en gebruikswaarden zijn de bomen ‘enigszins van belang’ tot ‘van groot belang’.
De argumenten voor het kappen van de bomen zijn: a) de bomen zijn te groot voor hun standplaats, b) de Sequoiadendron groeit door de erfafscheiding, en c) de bomen veroorzaken overlast bij de omwonenden. De overlast bestaat onder meer uit schaduwhinder in huizen en tuinen en blad- en naaldoverlast.
6.2
Gelet op de hoogte van de Sequoiadendron, de grootte van de kroon (50 m2) ten opzichte van de grootte van de tuin (113 m2) en de geringe afstand tussen de boom en de omliggende bebouwing kan de rechtbank het standpunt van het college volgen dat de boom te groot is voor zijn standplaats. Eiser heeft ook niet gemotiveerd weersproken dat de boom te groot is voor zijn standplaats.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de foto’s die derde-partijen hebben overgelegd voldoende dat de Sequoiadendron door de schutting heen groeit en dat omwonenden blad- en naaldoverlast ervaren. Dat omwonenden al jarenlang hinder ervaren van de bomen blijkt ook uit de notulen van de VVE-vergaderingen van bijvoorbeeld 24 maart 2010, 1 februari 2017 en 22 mei 2019.
6.4
Volgens de gemeentelijk groenbeheerder ontnemen de bomen meer dan zes uur daglicht per dag op het naastgelegen pand (waar derde-partijen wonen). Ter zitting heeft hij uitgelegd dat dit een inschatting is, gebaseerd op de hoogte van de bomen, de grootte van de boomkronen en de positie van de bomen in de tuin ten opzichte van de naastgelegen bebouwing. Eiser heeft ter zitting twee ongedateerde foto’s overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat er wel zonlicht op de woningen van derde-partijen valt. Deze foto’s zijn naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende voor de conclusie dat de groenbeheerder geen goede inschatting heeft gemaakt. Uit deze foto’s, die slechts een momentopname weergeven, kan immers niet worden afgeleid dat de bomen het daglicht minder dan zes uur per dag ontnemen. Eiser heeft zijn standpunt dat geen sprake is van schaduwhinder ook niet op andere wijze onderbouwd. De rechtbank ziet ook geen andere redenen op grond waarvan het college had moeten twijfelen aan de deskundigheid van het door de groenbeheerder opgestelde advies.
6.5
Alles overziende komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in redelijkheid zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen bij het kappen van de bomen dan aan de belangen die zijn gediend bij het behoud daarvan. Voor zover eiser ter zitting heeft betoogd dat de bomen niet voor onveilige situaties zorgen, overweegt de rechtbank dat de veiligheid bij het verlenen van de omgevingsvergunning geen rol heeft gespeeld en in zoverre dus niet van belang is.
Is de omgevingsvergunning al verlopen?
7. Ter zitting heeft eiser de vraag gesteld of de omgevingsvergunning nog wel geldig is, aangezien meer dan 18 maanden zijn verstreken sinds het verlenen daarvan. Zoals ter zitting is toegelicht staat in de omgevingsvergunning dat de vergunning vervalt indien hiervan geen gebruik is gemaakt binnen 18 maanden
na het onherroepelijk zijn hiervan. Omdat eiser in beroep is gegaan bij de rechtbank, is de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk en is de termijn van 18 maanden nog niet aangevangen. De omgevingsvergunning is dus nog niet verlopen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Ook krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.