ECLI:NL:RBDHA:2023:4527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 april 2023
Zaaknummer
C/09/631695 / FA RK 22-4248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging erkenning en eenhoofdig gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure. De geboortemoeder heeft primair verzocht om de erkenning van de minderjarige door de meemoeder te vernietigen en subsidiair om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboortemoeder en de meemoeder van [voornaam minderjarige01] gehuwd zijn geweest van [datum huwelijk01] 2019 tot [datum echtscheiding01] 2021. De minderjarige is geboren op [geboortedatum01] 2019 en is erkend door de meemoeder op [datum erkenning01] 2019. De rechtbank heeft de verzoeken van de geboortemoeder afgewezen, omdat de geboortemoeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van bedreiging, dwaling of bedrog bij de erkenning door de meemoeder. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigde, heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning overgenomen, maar de rechtbank concludeerde dat de erkenning niet lichtvaardig kan worden vernietigd en dat het belang van de minderjarige voorop staat. De rechtbank heeft ook het subsidiaire verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er onvoldoende redenen waren om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank benadrukte dat het gezamenlijk gezag over een kind de norm is en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om dit te wijzigen. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd en de verzoeken van de geboortemoeder en de bijzondere curator afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-4248
Zaaknummer: C/09/631695
Datum beschikking: 24 februari 2023

Vernietiging erkenning en gezag

Beschikking op het op 30 juni 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[naam01] ,

verzoekster / de geboortemoeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam02] ,

de meemoeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. D.J. Prins te Leiden,
en

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. [bijzondere curator01] , advocaat te [plaats01] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de geboortemoeder, met bijlagen;
  • het bericht van 21 juli 2022, met bijlagen, van de zijde van de geboortemoeder;
  • het verzoekschrift van de bijzondere curator, met bijlage;
  • het verweerschrift van de meemoeder met bijlagen;
  • het F9-formulier van 14 november 2022 van de geboortemoeder.
Op 24 januari 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de geboortemoeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de meemoeder, bijgestaan door mr. S.J. te Boekhorst die de zaak ter zitting waarneemt voor mr. D.J. Prins;
  • de bijzondere curator.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt er toe dat:
  • primairde erkenning van [voornaam minderjarige01] door de meemoeder wordt vernietigd;
  • subsidiairhet gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat de geboortemoeder met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] wordt belast;
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De bijzondere curator verzoekt namens de minderjarige de erkenning door de meemoeder te vernietigen.
De meemoeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna voor zover nodig zal worden besproken.

Feiten

  • De geboortemoeder en de meemoeder zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk01] 2019 tot [datum echtscheiding01] 2021.
  • Uit de geboortemoeder is op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] geboren de minderjarige [minderjarige01] .
  • [voornaam minderjarige01] is op [datum erkenning01] 2019 door de meemoeder erkend.
  • De geboortemoeder en de meemoeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
  • Op [datum] 2019 is in het gezagsregister aangetekend dat de geboortemoeder en de meemoeder wensen dat na hun overlijden [naam03] als voogd over [voornaam minderjarige01] wordt aangewezen.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2021 is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen de geboortemoeder en de meemoeder uitgesproken, en is bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum02] 2022 is mr. [bijzondere curator01] voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Beoordeling

Primair verzoek: vernietiging erkenning
Ontvankelijkheid
De rechtbank overweegt dat een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, op grond van artikel 1:205a, lid 1 onder c, BW slechts door de andere moeder – niet zijnde de erkenner – kan worden gedaan indien zij door bedreiging, dwaling of bedrog bewogen is toestemming tot de erkenning te geven. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is, zodat de geboortemoeder in haar verzoek niet-ontvankelijk is.
Op grond van artikel 1:205a, lid 1 onder a, BW kan het verzoek bij de rechtbank daarnaast worden ingediend door het kind zelf. Ook een zeer jong kind kan bij een dergelijk verzoek worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator zo heeft de Hoge Raad geoordeeld in een uitspraak van 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:AJ3261. De bijzondere curator dient hierbij wel ook af te wegen of het belang van het kind niet vergt dat een beslissing over de erkenning pas wordt genomen wanneer het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen, aldus de Hoge Raad.
Nu de bijzondere curator het verzoek namens [voornaam minderjarige01] van de geboortemoeder heeft overgenomen, kan zij worden ontvangen in haar verzoek en zal de rechtbank dit verzoek beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank als volgt gebleken. De geboortemoeder en de meemoeder hebben er samen voor gekozen om een kind op de wereld te brengen. De meemoeder heeft erkend dat zij in eerste instantie geen kinderwens (meer) had, maar dat zij gedurende de relatie met de geboortemoeder samen besloten dat zij graag een kind wilden. Ook hebben de geboortemoeder en de meemoeder er samen voor gekozen om een gemeenschappelijke vriend, [naam03] (hierna: de verwekker), te vragen om hen te helpen bij hun kinderwens. [voornaam minderjarige01] is vervolgens op de natuurlijke wijze verwekt. De meemoeder heeft [voornaam minderjarige01] erkend. De meemoeder is gedurende de zwangerschap en na de geboorte van [voornaam minderjarige01] in een depressie geraakt. Op [datum01] 2020, toen [voornaam minderjarige01] tien maanden oud was, is de meemoeder met [voornaam minderjarige01] van de trap gevallen en had [voornaam minderjarige01] haar been gebroken. Vervolgens is de relatie beëindigd en heeft de geboortemoeder in mei 2020 de echtscheiding aangevraagd. In de echtscheidingsprocedure hebben partijen een ouderschapsplan opgesteld waarin een uitgebreide zorgregeling was opgenomen tussen de meemoeder en [voornaam minderjarige01] . In eerste instantie ging [voornaam minderjarige01] in afwijking daarvan alleen op maandagen naar de meemoeder, maar al snel was er geen contact meer met de meemoeder. In 2021 is er een paar keer videocontact geweest. De meemoeder heeft [voornaam minderjarige01] in februari 2021 voor het laatst echt gezien.
De bijzondere curator heeft voorop gesteld dat er sprake is geweest van een bewuste keuze bij de erkenning van [voornaam minderjarige01] door de meemoeder, zodat deze erkenning in beginsel niet ongedaan kan worden gemaakt. Er was ook sprake van een nauwe persoonlijke betrekking (‘family life’) tussen de meemoeder en [voornaam minderjarige01] , in ieder geval totdat de geboortemoeder met [voornaam minderjarige01] naar [plaats01] verhuisde op 3 augustus 2020. De meemoeder en [voornaam minderjarige01] hebben elkaar sindsdien bijna niet meer gezien of gesproken. De erkenner heeft wel een actieve rol gespeeld in het leven van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] heeft volgens de bijzondere curator belang bij een stabiele opvoeding en verzorging door twee ouders. Het is de wens van beide moeders geweest dat de verwekker een actieve rol zou krijgen bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] . Alle partijen hadden gehoopt dat de verwekker [voornaam minderjarige01] via het wetsvoorstel meerouderschap ook zou kunnen erkennen. Als de erkenning door meemoeder wordt vernietigd, geeft dit de verwekker de mogelijkheid om [voornaam minderjarige01] te erkennen, waarmee de feitelijke en juridische situatie met elkaar overeenstemmen. De bijzondere curator komt – schoorvoetend – tot de conclusie dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is om de erkenning van de meemoeder te vernietigen, met name omdat de verhouding tussen beide moeders enorm is verstoord en dat [voornaam minderjarige01] niet veel meer te verwachten heeft van de meemoeder.
De geboortemoeder – die het verzoek in eerste instantie heeft ingediend – kan zich vinden in hetgeen de bijzondere curator heeft gesteld. Volgens de geboortemoeder hadden partijen met de verwekker afgesproken dat er contact zou zijn tussen hem en [voornaam minderjarige01] en dat hij [voornaam minderjarige01] zou erkennen zodra het wetsvoorstel meerouderschap in werking zou treden. De verwekker is nauw betrokken geweest tijdens de zwangerschap en na de geboorte van [voornaam minderjarige01] . De geboortemoeder stelt dat er geen moeder-kindband is tussen de meemoeder en [voornaam minderjarige01] en kwam de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] op de schouders van de geboortemoeder. Er zijn volgens de geboortemoeder vervolgens nog diverse pogingen ondernomen om het contact op gang te brengen, maar dit is niet gelukt. De verwekker is daarentegen wel actief betrokken en [voornaam minderjarige01] verblijft structureel één keer per maand een weekend bij hem. De geboortemoeder wil graag dat de band tussen [voornaam minderjarige01] en de verwekker in rechte wordt erkend. Hiervoor moet eerst de erkenning door de meemoeder worden vernietigd. Het is volgens de geboortemoeder niet in het belang van [voornaam minderjarige01] dat zij nog langer in familierechterlijke betrekking met de meemoeder blijft staan, omdat dit haar emotioneel en psychisch zal beschadigen vanwege het gevoel van afwijzing dat zij van de meemoeder krijgt. Bovendien draagt [voornaam minderjarige01] nu de achternaam van de meemoeder, terwijl zij geen band met haar heeft. Dit vindt de geboortemoeder belastend voor [voornaam minderjarige01] . Verder is het nu zo dat [voornaam minderjarige01] naar de meemoeder zal gaan als de geboortemoeder zou komen te overlijden, terwijl de geboortemoeder vreest voor de fysieke veiligheid en de sociaal-emotionele betrokkenheid bij de meemoeder.
De meemoeder acht het op geen enkele manier in het belang van [voornaam minderjarige01] om de erkenning te vernietigen. Volgens de meemoeder wilde de verwekker [voornaam minderjarige01] niet erkennen maar wilde hij wel contact zonder een vaste regeling, zodat [voornaam minderjarige01] zou weten van wie zij afstamt. De meemoeder kan instemmen met een erkenning door de verwekker als derde ouder op het moment dat het wetsvoorstel meerouderschap in werking zou treden, maar zij wil zelf ook als juridisch ouder betrokken blijven bij [voornaam minderjarige01] . De meemoeder erkent dat zij depressief is geweest, maar zij stelt dat zij daar haar hele leven al last heeft van sombere periodes en dat de geboortemoeder daar altijd van op de hoogte is geweest. De meemoeder heeft de geboortemoeder echter ondersteund waar het kon tijdens de zwangerschap en na de geboorte van [voornaam minderjarige01] . De meemoeder was regelmatig met [voornaam minderjarige01] alleen en zorgde voor haar. Het incident waarbij de meemoeder met [voornaam minderjarige01] van de trap is gevallen was een ongeluk, en de meemoeder heeft hier nog altijd last van. Ook had de meemoeder veel moeite met de echtscheiding en met de verhuizing van de geboortemoeder naar [plaats02] . Omdat de meemoeder het allemaal niet kon overzien heeft zij ingestemd met het eenzijdig door geboortemoeder opgestelde ouderschapsplan. De meemoeder mocht alleen contact hebben met [voornaam minderjarige01] in het bijzijn van de geboortemoeder, waardoor het steeds lastiger was voor de meemoeder om vrij en onbelast contact met [voornaam minderjarige01] te hebben. Ook werd de communicatie tussen partijen steeds slechter. De meemoeder stelt dat het nu beter met haar gaat en dat zij ook weer een paar uur per week werkt. Zij wil graag het contact met [voornaam minderjarige01] herstellen en een band met haar opbouwen. Op dit moment is de enige band die zij met [voornaam minderjarige01] heeft dat [voornaam minderjarige01] haar achternaam draagt.
De rechtbank stelt voorop dat op een erkenning in het belang van de rechtszekerheid en het belang van het kind niet lichtvaardig kan worden teruggekomen, en dat er terughoudend moet worden omgegaan met een verzoek tot vernietiging van een erkenning. Het kind dat door de meemoeder is erkend kan die erkenning aantasten als het ervoor kiest om alsnog in plaats van de meemoeder van zijn vader te willen afstammen – niet alleen biologisch, maar ook juridisch. Deze mogelijkheid staat echter haaks op het belang van de rechtszekerheid, waarbij niet zomaar kan worden overgegaan tot een vernietiging van de erkenning. Bij de beoordeling van het verzoek staat het belang van het kind centraal.
In dit geval is het verzoek tot vernietiging van de erkenning namens [voornaam minderjarige01] gedaan door de bijzondere curator, met name ingegeven om de verwekker de mogelijkheid te geven om [voornaam minderjarige01] te erkennen. Uit het verzoekschrift van de bijzondere curator noch uit andere stukken kan de rechtbank echter afleiden dat het de wens van de verwekker is om [voornaam minderjarige01] te erkennen door eerst de erkenning door de meemoeder te laten vernietigen. Uit de weergave van het gesprek van de bijzondere curator met de verwekker blijkt dat het de insteek van partijen was om tot meerouderschap te komen zodat hij [voornaam minderjarige01] ook zou kunnen erkennen, maar dat wrijving die is ontstaan een zaak tussen de moeders is waarin hij niet betrokken wil raken. Hoewel in deze situatie sprake is van een verwekker die nauw betrokken is in het leven van [voornaam minderjarige01] , is er ook sprake van een meemoeder die samen met de geboortemoeder bewust heeft gekozen voor [voornaam minderjarige01] en haar heeft erkend, en die graag een rol in haar leven wil blijven spelen ondanks dat zij de afgelopen tijd afwezig is geweest. Vaststaat dat de geboortemoeder en de meemoeder er samen voor hebben gekozen om een kind op de wereld te brengen, met de intentie om dit kind samen op te voeden. Eerst tijdens de zitting en nadat de rechtbank heeft doorgevraagd, heeft de geboortemoeder aangegeven dat zij zich met name zorgen maakt over de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de meemoeder, en dat dit voor haar reden is om de erkenning ongedaan te willen maken. De meemoeder heeft daartegenover gesteld dat zij een periode van depressiviteit heeft doorgemaakt, maar dat het nu beter met haar gaat en dat zij graag betrokken wil blijven in het leven van [voornaam minderjarige01] . De enkele angst van de geboortemoeder dat het in de toekomst mis zou kunnen gaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de door de meemoeder gedane erkenning te vernietigen. De rechterlijke uitspraken waar de geboortemoeder naar heeft verwezen zijn niet vergelijkbaar met deze situatie, omdat in die zaken de meemoeder het eens was met de vernietiging van de erkenning en geen band met het kind wilde opbouwen, terwijl de meemoeder in dit geval wel het contact met [voornaam minderjarige01] wil herstellen en een band met haar wil opbouwen.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank onvoldoende grond om de erkenning van [voornaam minderjarige01] door de meemoeder te vernietigen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
Ontslag bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [voornaam minderjarige01] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Subsidiair verzoek: beëindiging gezamenlijk gezag
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, BW kan de rechtbank, op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag, als bedoeld in artikel 1:251a, eerste lid, BW beëindigen, onder meer indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De geboortemoeder heeft gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek.
De rechter kan op basis van artikel 1:253n, tweede lid, juncto artikel 1:251, eerste lid, BW slechts bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
De geboortemoeder stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat de meemoeder niet betrokken is en niet bereikbaar is voor haar bij de te nemen gezagsbeslissingen. De meemoeder weet niet wat er speelt in het leven van [voornaam minderjarige01] , en is daarom ook niet in staat om het belang van [voornaam minderjarige01] voorop te stellen. De geboortemoeder heeft geprobeerd de meemoeder te betrekken in het leven van [voornaam minderjarige01] , maar dat is niet gelukt. Er is geen communicatie tussen partijen. Hoewel de meemoeder heeft gesteld dat het nu beter met haar gaat, heeft de geboortemoeder er geen vertrouwen in dat dit zo blijft. Volgens de geboortemoeder is er een onaanvaardbaar risico dat [voornaam minderjarige01] klem of verloren zou raken tussen haar moeders bij voortzetting van het gezamenlijk gezag, en is niet te verwachten dat dit binnen afzienbare tijd zal veranderen.
De meemoeder heeft verweer gevoerd. Zij erkent dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt, maar zij heeft de geboortemoeder nooit belemmerd in het nemen van gezagsbeslissingen of haar daarin tegengewerkt. De meemoeder heeft zich de afgelopen jaren afzijdig gehouden vanwege haar depressie, maar zij stelt dat zij graag betrokken wil blijven in het leven van [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat het gezag over een kind gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend en dat slechts in uitzonderingsgevallen één ouder met het gezag belast is. Niet is gebleken dat het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] in de afgelopen jaren tot problemen heeft geleid, of dat de meemoeder haar gezag over [voornaam minderjarige01] op enigerlei wijze heeft misbruikt. De geboortemoeder heeft verder onvoldoende gesteld om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Voor gezamenlijk gezag is weliswaar vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in overleg kunnen nemen, maar het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt volgens vaste rechtspraak niet zonder meer mee dat het gezag in het belang van het kind aan één van de ouders moet worden toegekend. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat de moeders samen de ouders zijn van [voornaam minderjarige01] en samen de verantwoordelijkheid voor haar dragen. Bovendien heeft de meemoeder gesteld dat het nu beter met haar gaat en dat zij graag een rol in het leven van [voornaam minderjarige01] wil (blijven) spelen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen dan wel onvoldoende redenen om het verzoek van de geboortemoeder tot het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige01] toe te wijzen.
De rechtbank zal het verzoek van de geboortemoeder daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
wijst de verzoeken van de geboortemoeder en de bijzondere curator af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2023.