ECLI:NL:RBDHA:2023:4540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 2 februari 2023 een besluit genomen waarbij de Nederlandse ambassade te Ankara gemachtigd is om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten geregeld is in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de daarvoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
Het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zoals dat gold in 2022. De rechtbank past de wegingsfactor ‘licht’ toe, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag.