ECLI:NL:RBDHA:2023:4543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
NL22.26379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 11 januari 2023 de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd om aan eiser een mvv te verlenen. De rechtbank heeft eiser op 13 januari 2023 verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd, wat de rechtbank interpreteert als een bevestiging dat het beroep gehandhaafd blijft.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, met de inwilliging van deze aanvragen aan de beroepen is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat, omdat eiser beroep heeft kunnen instellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Eiser heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26379

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser, v-nummer: [nummer](gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om aan hem een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis.
Bij besluit van 11 januari 2023 heeft verweerder de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd om aan eiser een mvv te verlenen.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 13 januari 2023 verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft hier niet op gereageerd, waaruit de rechtbank opmaakt dat het beroep gehandhaafd blijft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvragen aan de beroepen is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb geen procesbelang meer heeft.
2. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Eiser heeft verzocht om hem vrij te stellen van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eiser heeft dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe. Verweerder is dan ook niet gehouden om op grond van d van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.