ECLI:NL:RBDHA:2023:4672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL23.5115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op visumaanvraag voor kort verblijf

In deze zaak heeft verzoeker op 17 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift, dat volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf, ingediend op 9 september 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 2 maart 2023 alsnog op het bezwaarschrift beslist en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat verweerder, naar aanleiding van een andere aanvraag, heeft besloten dat een machtiging tot voorlopig verblijf aan verzoeker kan worden afgegeven, waardoor het procesbelang in deze procedure zou zijn komen te vervallen. Verzoeker heeft hierop het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder dat verzoeker het beroep ten onrechte heeft ingesteld, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn al was verstreken op het moment dat verzoeker verweerder in gebreke stelde op 20 januari 2023.

Nu verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar heeft beslist en alsnog heeft beslist terwijl er een beroep tegen het niet tijdig beslissen liep, is verweerder aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5115

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 17 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift naar aanleiding van de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf van 9 september 2022.
Bij besluit van 2 maart 2023 heeft verweerder alsnog op het bezwaarschrift beslist. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder naar aanleiding van een andere aanvraag heeft besloten dat een machtiging tot voorlopig verblijf aan verzoeker mag worden afgegeven [1] , en daarmee het procesbelang in de onderhavige procedure is komen te vervallen.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [3] . Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker het beroep ten onrechte heeft ingesteld, omdat de termijn om te beslissen op het bezwaar op dat moment nog niet verstreken was. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Toen verzoeker verweerder op 20 januari 2023 in gebreke stelde, was de beslistermijn al verstreken. Verweerder heeft verzoeker namelijk bij brief van 31 oktober 2022 gemeld dat hij binnen twaalf weken na het verstrijken van de bezwaartermijn een besluit zou nemen. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 12 januari 2023 op het bezwaar had moeten beslissen. Dat verweerder naar aanleiding van die ingebrekestelling heeft geconstateerd dat de bezwaargronden nog niet waren ingediend en hij dus op dat moment nog niet op de bezwaren kon beslissen, neemt niet weg dat de beslistermijn op dat moment al verstreken was.
3. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoeker heeft besloten en verweerder hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog op het bezwaar heeft beslist, is verweerder aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie ook zaaknummer NL23.3796.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.