In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, hebben op 11 januari 2023 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd werd om hen een mvv te verlenen. Na ontvangst van dit besluit hebben de verzoekers hun beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten geregeld is in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoekers hun beroep hebben ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan hen tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, rekening houdend met de samenhangende zaken en de wegingsfactor ‘licht’.
Daarnaast hebben de verzoekers verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 29 maart 2023.