ECLI:NL:RBDHA:2023:4684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL22.8979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrondverklaring van bezwaar inzake verblijf als gemeenschapsonderdaan en hoorplicht in bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Deense nationaliteit houdende vrouw, heeft in Nederland gewoond en ontving een bijstandsuitkering. De staatssecretaris had vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, omdat zij sinds 2017 geen arbeid had verricht en niet voldoende middelen van bestaan had. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard zonder dat zij werd gehoord.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door geen hoorzitting te houden. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat het bezwaar geen kans van slagen had. Eiseres had argumenten aangedragen over haar situatie, waaronder huiselijk geweld en haar zoektocht naar werk, die niet voldoende waren meegewogen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8979

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vaststelling dat zij nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het beroep is achtereenvolgens geagendeerd op de zittingen van 4 en 12 augustus 2022, maar deze zittingen zijn verdaagd.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen E. ter Poorten. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Deense nationaliteit. In 2013 is zij in Nederland gaan wonen. In de periode van 27 mei 2013 tot 4 mei 2017 heeft eiseres in België gewoond. Sinds 4 mei 2017 woont zij weer in Nederland.
2. Op 5 oktober 2020 heeft de gemeente Hulst aan verweerder gemeld dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 20 mei 2021 aan eiseres meegedeeld te twijfelen aan de rechtmatigheid van haar verblijf in Nederland. Hierbij heeft verweerder haar verzocht aan te geven met welk doel zij in Nederland heeft verbleven en dit aan te tonen met stukken. Op 27 mei 2021 heeft eiseres een zienswijze bij verweerder ingediend.
3. Bij besluit van 23 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres in Nederland nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad. Eiseres heeft namelijk sinds 4 mei 2017 geen arbeid als werknemer of zelfstandige verricht. Daarnaast is niet gebleken dat zij voldoende middelen heeft om van te leven. Dat sprake is geweest van huiselijk geweld, waardoor dit niet zou mogen worden tegengeworpen, is niet onderbouwd. Ook kan eiseres niet als werkzoekende met een reële kans op werk worden aangemerkt. Een afweging tussen het belang van eiseres om niet uit Nederland te worden verwijderd en het belang van Nederland bij het uitvoeren van het migratiebeleid valt in het nadeel van eiseres uit.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft eiseres niet gehoord over haar bezwaar. Verweerder is in zoverre op het primaire besluit teruggekomen dat alsnog wordt aangenomen dat eiseres in de jaren 2017 en 2019 werd onderhouden door haar toenmalige partner. Ook heeft verweerder in aanvulling op het primaire besluit overwogen dat eiseres weliswaar gezinsleven heeft met haar Nederlandse kind zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), maar dat dit in Denemarken of België kan worden voortgezet.
5. Daartegen voert eiseres het volgende aan. Verweerder heeft in de bezwaarfase ten onrechte geen hoorzitting gehouden. Er had op een hoorzitting van gedachten moeten worden gewisseld over het huiselijk geweld, het integratietraject dat eiseres volgt bij de gemeente en de problemen die zij vanwege de coronacrisis heeft ondervonden bij het zoeken naar werk. Het is voldoende onderbouwd dat eiseres tot 2020 werd onderhouden door haar toenmalige partner. Ook het huiselijk geweld is voldoende onderbouwd. Eiseres heeft inmiddels een deeltijdbaan gevonden en aangezien de coronacrisis op zijn retour is, bestaat er een reële kans op meer werk. Op dit punt heeft eiseres een brief van 12 mei 2022 van het Sociaal Pension te Hulst overgelegd. Omdat eiseres al negen jaar weg is uit Denemarken, haar gezins- en privéleven zich in Nederland afspeelt en haar dochtertje recht heeft om in het bijzijn van beide ouders op te groeien, is het bestreden besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op 6 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een richtinggevende uitspraak gedaan over het horen in bezwaar (ECLI:NL:RVS:2022:1918). In deze uitspraak is benadrukt dat het houden van een hoorzitting in de bezwaarfase het uitgangspunt is en dat het afzien van een hoorzitting alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Een uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. Het houden van een hoorzitting dient verschillende doelen, waaronder: het bieden van een mogelijkheid aan de vreemdeling om zijn visie op de zaak te geven en de mee te wegen belangen toe te lichten, het zoeken naar oplossingen voor gerezen problemen en het boven tafel krijgen van ontbrekende informatie, en het versterken van het vertrouwen van burgers in de overheid alsmede het creëren van draagvlak voor besluiten. Dit geldt eens temeer in zaken zoals deze waarin het bestuursorgaan (deels) een grote beoordelingsruimte heeft.
7. De situatie dat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet leidt tot een ander standpunt dan vervat in het primaire besluit doet zich in deze zaak niet voor. Verweerder is immers naar aanleiding van het bezwaar deels op het primaire besluit teruggekomen. Ook heeft verweerder in het bezwaar aanleiding gezien om het primaire besluit aan te vullen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er in deze zaak geen hoorzitting is gehouden omdat eiseres ondanks verschillende herstelverzuimmogelijkheden te weinig objectief verifieerbare informatie heeft overgelegd. Dit getuigt van een te beperkte rechtsopvatting over de functie van het horen in bezwaar. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 (zorgvuldigheidsvereiste) en artikel 7:2 (hoorplicht in bezwaar) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is reeds daarom gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
8. Op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb kan de bestuursrechter bepalen dat de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit geheel of gedeeltelijk in stand blijven. Gelet op het navolgende ziet de rechtbank daarvoor in dit geval geen aanleiding.
9. Op grond van artikel 8.12. eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 heeft een vreemdeling met de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf, indien hij in Nederland werknemer of zelfstandige is dan wel Nederland is ingereisd om werk te zoeken en een reële kans op werk heeft.
10. Uit de door eiseres overgelegde brief van 12 mei 2022 van het Sociaal Pension in Hulst kan worden afgeleid dat zij ten tijde van het bestreden besluit een deeltijdbaan had, die zij heeft gekregen door in de maanden februari en maart 2022 intensief te solliciteren. Ook volgt daaruit dat zij nog steeds op zoek is naar een aanvulling van acht uur op dienstverband dat zij inmiddels heeft. Deze brief is pas in beroep overgelegd, maar de omstandigheden die daarin worden geschetst hadden al in de bezwaarfase aan het licht kunnen komen als verweerder een hoorzitting had gehouden. Door dit na te laten, heeft verweerder deze ten onrechte niet bij de vaststelling van het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan kunnen betrekken. De conclusie van verweerder in het bestreden besluit dat eiseres geen rechtmatig verblijf geniet omdat zij geen arbeid als werknemer heeft verricht en ook geen reële kans heeft op werk, is daarom gebrekkig gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
11. Verweerder zal worden opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat verweerder alsnog een hoorzitting moet houden. Op grond van artikel 7:11 van de Awb vindt er in bezwaar een volledige heroverweging plaats. Als eiseres, zoals zij ter zitting heeft gesteld, een nadere onderbouwing kan leveren van haar inkomen, het huiselijk geweld en haar gezondheidssituatie, moet verweerder dit in de hernieuwde beoordeling van het bezwaar betrekken. Omdat de rechtbank dit niet in de plaats van verweerder kan doen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien.
12. De rechtbank ziet in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.